Ik was reeds, als knaap van 16 jaar in het bezit van een
zweefvliegbewijs en ben destijds zweefvlieger geweest. (daar waren ze
thuis niet zo blij mee, ook al omdat ik de enige zoon was). Ik ben ook
bij de opening geweest van het vliegveld Welschap, bij Eindhoven. Daar
was toen ook stuntvliegen. Een van hen was Anna Reitze was 'n heel klein
vrouwke van 1.63 meter. 'n Dapper ding ! Die kon nou eens stuntvliegen,
die schoot de stukken uit de lucht. Later is zij door Hitler gevraagd
om de 1ste V-1 in te vliegen.
In m'n diensttijd heb ik mij bekwaamd als
scherpschutter en gewoon handgranaatwerper. In de oorlog werd ons 17e in
Neer 't 41e regiment. Ook beschikte ik in Neer reeds over m'n
motorrijwiel DKW 125 cc. Mijn aantekeningen uit die tijd en mijn Kodak
fototoestel ben ik helaas kwijtgeraakt.
Ik was gelegerd in Neer bij Roermond bij het 41e regiment infanterie; ik
was aangesteld als schrijver bij het compagniescommandant. Ik was
gewoon soldaat en ik heb daar al die tijd gezeten. Ik werd ingekwartierd
en mijn bureau was net tegenover mijn kwartierplaats. Daar was ik ook
in de kost, het grootste gedeelte. Ik was daar bij van Kessel, 'n
kleermaker/koster in Neer, en diens zoon was organist. Ik ben daar al
die tijd geweest. Tegenover de kerk was het Gemeentehuis, daar zat ik op
kantoor; dat was het compagniesbureau. Ik had daar 'n hele leuke tijd.
Af en toe werd ik als extra hulp in de keuken gevraagd; ik was
banketbakker/kok.
Omdat ik op 't bureau zat kreeg ik een karabijn met 5, en 'n FM-pistool
met 10 patronen. Op 'n gegeven moment kwamen ze met 'n militaire
vrachtwagen handgranaten afleveren; 2 soorten: verdedigings- en
aanvalsuitvoeringen. De slagpijpjes werden uit veiligheidsoverwegingen,
apart bijgeleverd. Die slagpijpjes zaten in ronde blikjes tussen het
zaagsel. De granaten zaten in grote houten kisten. Dat kon geen kwaad
omdat de slagpijpjes er niet in zaten. Mijn kameraden hadden nooit
geoefend om granaten te vullen met slagpijpjes en dat durfden ze daarom
ook niet. En omdat ik er wel buitengewoon goed in geoefend was, deed ik
dat toen op verzoek van kapitein van der Belt: "Och dat kan van Haaren
wel, die is bij de Landstorm geweest". Daarna waren de granaten
gebruiksklaar. De verdedigingshandgranaten waren van die dikke
uitvoeringen waar veel grote groeven in zaten. De aanvalsgranaten waren
glad, die waren op vermindering van luchtweerstand bewerkt en kon je
daarom verder weggooien.
Eind 1939 kwam er ook `n commandowisseling. Bij ons werd kapitein van
der Belt omgewisseld voor kapitein Hoffmann, de nieuwe
compagniescommandant. Voor mijn begrip, maar niet uitgesproken, een
bedenkelijke naam. Ondertussen bleef de al maandenlange geruchtenstroom
aanhouden over NSB-ers, vijfde colonne en spionage. Op 'n dag bemerkte
ik 'n paar voor mij vreemde kerels met 'n fototoestel die onze kazemat
bij het veerhuis aan de Maas aan het fotograferen waren. Ik heb dit
gemeld aan de commandant. Dit scheen echter weinig of geen indruk op hem
te maken met de woorden: "Iedereen mag bij de Maas en het veerhuis
foto's maken; het is door niemand verboden". Maar ik had daarover mijn
bedenkingen; echter niet uitgesproken en daar bleef het bij. Begin
Mei 1940, op 7 en 8 Mei, werd verteld dat er Duitse soldaten bezig waren
langs de grens prikkeldraadversperringen op te ruimen. Dat was maar
'n paar kilometer van Neer verwijderd en het veer over de Maas in de
richting Swalmen, waar ook 'n grote fabriek van prikkeldraad gevestigd
was. Ik vroeg aan kapitein Hoffmann: "Krijg ik van U verlof om met
mijn motor naar de grens te rijden, met m'n Kodak fototoestel foto's te
maken van de Duitse opruimingswerkzaamheden?". Hij keurde aanvankelijk mijn verzoek af, maar ik bleef aandringen.
Blad 2 Vervolg relaas Piet van Haaren.
Er waren nog andere officieren en onderofficieren die 't er mee eens
waren, omdat we dan te weten zouden komen of de geruchten klopten.
kapitein Hoffmann gaf onder voorbehoud toestemming; je moet een sergeant
meenemen want ik vind het gevaarlijk. Ik beloofde niet te dicht bij de
grens te komen en foto's te maken. De commandant stelde voor dat we
beiden 'n FN-pistool zouden meenemen waarin een houder van 9 patronen
zat. Dat weigerde ik en zei: "Wij gaan ongewapend omdat als we
ongewapend zijn durven ze niet op ons te schieten, want dan komt er echt
oorlog". Mijn begeleider, sergeant Bosch, was het daar ook mee eens.
Toen zijn we daar bij Neer naar Helden overgestoken. Op enige afstand
van de grens zijn we afgestapt, foto's gemaakt van de Duitse
werkzaamheden. Opeens was er niemand meer te zien. Ik heb nog geroepen
zodat ze 't goed konden horen: "Komm mal her, wir sind Freunde". Maar
niemand liet zich nog zien. Wij hebben dus gezien dat de geruchten werkelijkheid waren en dat hebben we aan de commandanten doorgegeven.
Ook kon ik maar niet begrijpen waarom de onderofficieren, die munitie
moesten uitreiken, aan soldaten die zich moesten verdedigen, schieten op
invallers, vijanden dus, maar met één houder met vijf scherpe patronen
werden weggestuurd... Uitreiking van handgranaten heeft volgens mij
helemaal niet plaatsgevonden. Ik kon mij zelf bevoorraden omdat ik de
juiste plek wist van opslag, nl. de gevangeniscel in 't gemeentehuis.
Hieruit kon ik mij, ongevraagd, bevoorraden; voorzien van tien of twaalf
handgranaten van beide soorten. Inmiddels was er eigenlijk al 'n
dreiging van dat er iets zou gebeuren. Op 10 Mei 1940 begon voor ons de
oorlog; 's morgens om 04.30 hadden de Duitsers de spoorbrug bij Roermond
al veroverd met een Nederlandse trein en in Nederlandse uniformen
geklede Duitse militairen.
Wij konden de beschietingen in Roermond goed horen, vooral van het zware
geschut wat ik nog nooit had gehoord. Wij waren de hele nacht al paraat
na de telefonische berichten welke steeds binnenkwamen; Duitse troepen
zijn de grens overgestoken, beschietingen en bombardementen met
vliegtuigen en parachutisten met snelvuurwapens. Ik werd door de
compagniescommandant aangesteld als motorordonnans en kreeg 'n karabijn
met vijf patronen en 'n FN pistool met negen patronen. Toen ik
protesteerde tegen te weinig munitie werd tegen mij gezegd: "Jij
hoeft niet van je wapens gebruik te maken, onze compagnie trekt zich op
bevel terug naar Heythuizen, voorbij Roggel en we moeten ons daar melden
zodra de Duitsers over de Maas getrokken zijn".
Ik heb toen onder protest van de officieren mijn gasmasker uit de tas op
't bureau gesmeten en heb deze tas gevuld met handgranaten, daarna ben
ik met de motor naar de Maaslinie gegaan. Ik stelde mij verdekt op
achter 'n klein kapelletje in de buurt van de kazemat welke al bezet was
met één mitrailleurschutter en twee helpers. Deze drie mensen ongeveer
30 tot 35 jaar oud waren Rotterdammers en vrienden van elkaar. Trouwens
wij waren allen vrienden en bekenden van elkaar geworden. De drie
verdedigers in de kazemat waren opgesloten door 'n hangslot aan de
achterkant van 'n ijzeren toegangsdeur. Ze hadden jonge of oude klare.
Die konden ze gebruiken als ze zenuwachtig werden, 't was daar zo
ontzettend gevaarlijk! Aan de overkant van de Maas zag ik toen het licht
begon te worden 'n stuk Duits geschut, getrokken door vier paarden. Ik
wist nog van vroeger: als je 'n paard wil doodschieten moet je het in de
borst treffen; boven de eerste benen. Ik schoot op 't eerste paard en
raak... Het viel op de grond; er ging 'n gejuich op van enkele collega
soldaten. Ik schat acht tot tien soldaten, die hadden gezien dat ik raak
had geschoten. Toch zagen de Duitsers kans om achter 'n boerderij te
verdwijnen. Even later begonnen zij met hun kanon op onze kazemat te
schieten
Blad 3 Vervolg relaas Piet van Haaren.
En toen begonnen ze te schieten! Ik had nog nooit een kanon horen
schieten! Ze schoten, na vier of vijf keer richten, precies in het
schietgat van de kazemat. Die mensen die erin zaten, zijn meteen
geraakt. Ze konden er niet uit, vanwege dat hangslot! Ze moesten er
blijven zitten! Je hoorde ze schreeuwen! Wij hoorden onze vrienden
daarbinnen gillen en kreunen, wij konden niets doen... Dan zijn er twee
dingen die bij je overkomen. Of.... je hebt schrik en je gaat vluchten,
of je wordt des duivels. En dat gevoel had ik... Ik werd des duivels.
Geloof niet dat je dat zelf kunt regelen.
Toen kwamen de Duitsers met rubberboten aanvaren over de Maas!
Rubberbootjes met twee man en een mitrailleur. Ik begin daar op te
schieten ... en raak ook ... de enkelen die van onze groep er nog waren,
begonnen ook te schieten. Ik heb toen geroepen: "Visier stellen
jongens, en op de bootjes richten". Er zijn verschillende van die
bootjes lek geschoten. Maar die Duitsers zaten er met de volle bepakking
in en dat ging natuurlijk naar beneden met die rubber bootjes. Elk
schot was raak! Drie keer. Ik was daarin getraind. Ik was
scherpschutter, maar vijf patronen zijn snel verschoten ! De jongens
gingen toen vluchten naar het dorp, ik denk dat ze er gebleven zijn,
ondergedoken bij de burgers.
Plotseling komt bij deze acties een vliegtuig heel laag en vrij langzaam
aanvliegen; kennelijk reeds aangeschoten. In 'n flits legde ik aan; ik
zag de piloot goed zitten in z'n beschadigde vliegtuig. Ik mikte en
schoot er mijn laatste patroon aan op. Later hoorde ik dat hij nog in
Neer was neergestort. Er kwamen er nog 'n paar, maar die moesten weer
direct terug. Ik heb er wel nog 'n foto van gemaakt. Alleen het hele
toestel is verloren gegaan. Dat heb ik achter moeten laten. Ik ben daar
zo lang mogelijk gebleven totdat ik wist nou moet ik weg zien te komen;
we dreigden te worden omsingeld! Ik moest maken dat ik weg kwam om als
ordonnans door te berichten dat de Duitsers over de Maas waren bij Neer.
Ik ben daar als laatste vertrokken, op de motor, de anderen waren al
weg. Die waren naar de richting Heythuyzen, de Roggelse weg. Ik ben
tenslotte door het dorp gereden en iedereen riep: "Blijf toch hier, ge
krijgt andere kleren, blijf toch hier, ga niet verder, ze schieten oe
dood!" Ik antwoordde: "Mij schieten ze niet dood", heel brutaal... Maar
ik was ook nergens bang van. Ze konden mij niet bang krijgen.... Ik was
des duivels.... Ik had weliswaar geen kogels meer ... maar wel
handgranaten.
Want mijn gasmasker dat had ik eruit gehaald, wat moeten wij met 'n
gasmasker? Want als ze met gas beginnen, dat verstand had ik toen ook
al; dat als ze de wind tegen zouden krijgen, dan krijgen ze het zelf.
Dus die tas had ik vol met handgranaten En ik had ze zelf gevuld, dus ik
wist wat er in zat! Op de uitnodiging van die mensen ging ik dus niet
in. "Blijf hier!! Het is nog zund... Ze schieten oe dood !". Ik zei: "Ik
heb de opdracht gekregen om zo gauw mogelijk als ze hier over de Maas
komen naar Heytse te rijden om de groep te waarschuwen, dat ze al over
de Maas zijn". Nou stond er bij ons 'n stuk pantserafweergeschut (PAG
)uit Zweden, splinternieuw ding met granaten erbij. En de baas was
Vaandrig de Crane, dat was de commandant en dan Luitenant Bouwman, dat
was 'n jonge Luitenant, die kwam uit Eindhoven. De vader was bij Philips
een van de bazen, 'n jonge kerel was het die Luitenant. Die waren daar
met sergeant Bos en nog 'n paar, daar weet ik de naam niet meer van. Die
stonden daar op de Roggelse weg opgesteld, met de richting naar Neer,
want daar moesten de Duitsers vandaan komen.
Blad 4 Vervolg relaas Piet van Haaren.
En toen ben ik daar naar toe gegaan en gezegd ... "Als ze dadelijk komen
... schieten hè". "Ja maar, dat weten we nog niet zo precies". Ik zei:
... "Potverdorie... ge hebt toch dat ding splinternieuw ...". Ik zeg:
"schiet hem in, potverdorie, oe eigen niet laten kisten, dat doe ik ook
niet! Ik ga het nou zeggen in Heytse". Ondertussen kwamen er Duitse
motoren met zijspan met 'n mitrailleur erop. "Daar komen ze aan,
schieten... potverdomme...!". Durfden ze niet ... hebben d'r eigen
overgegeven ... met splinternieuw geschut !! Ze zijn krijgsgevangen
gemaakt. De Duitsers schoten op mij omdat ik vlug weg reed .... Maar ik
reed zigzaggend over de weg. Ik was niet bang, ik was gewoon niet bang
te krijgen .... ik dacht ik schiet ze verrot... Ik was er zo kwaad op.
Vooral omdat ze in die kazemat geschoten hadden. Die mensen lagen daar
dood te bloeden. Ik kende ze goed die jongens. Die kwamen allemaal bij
mij op 't compagniesbureau, als ze iets moesten hebben. Die kenden ik
allemaal! Daarom was ik zo ontzettend kwaad op die Duitsers.
Ik ben dus vertrokken daar bij dat PAG want die durfden toch niks. Ik
dacht ik kan hier niets meer doen. Ik ben als laatste uit Neer
vertrokken ... zigzaggend over de Roggelse vluchtweg. De Duitsers
schoten op mij omdat ik daar vandaan reed met m'n motor. Lang durfden ze
dat ook niet, want tussen ons in stonden onze officieren met handjes in
de lucht. En toen heb ik onder de Roggelse weg gekeken, waar ergens 'n
riolering onder de weg was of 'n buis, daar heb ik toen 'n paar
handgranaten ingegooid. Om de weg open te breken!! Ik weet niet of dat
wat geworden is. Ik heb er niet op staan wachten. Want het is met 'n
handgranaat zo, als je de splitpen eruit trekt dan is het ...
21...22...23... en dan gooien en dan komt bij 24 net boven de grond ....
de ontploffing bij 25 ... dat is dan bij de tegenpartij. Dat was ons
geleerd en ik heb 't geprobeerd, of de weg ook is opengeklapt dat weet
ik niet. In ieder geval wilde ik verhinderen dat ze verder konden
oprukken. En ik ben zonder 'n seconde te verliezen gewoon doorgereden
naar onze compagniesafdeling die was nog gewoon bij elkaar.
Onze kapitein, Hoffmann, daar heb ik de laatste maanden bij op kantoor
gezeten; en daar stonden zij ....!! Ik zeg: "De Duitsers zijn de Maas
over". Dat kom ik efkens vertellen, want ik heb niet voor niks 'n eigen
ordonnansmotor... Ze zeiden: "dat is goed dat we dat weten, dan gaan we
verder terugtrekken". Toen zeiden ze tegen mij (er waren verschillende
groepen bijgekomen): "Je hebt 'n eigen motor, je bent niet bang, wil jij
de colonne (in de colonne waren keukenwagens en van allerhande
munitiewagens en de hele reutemeteut, allemaal paard en wagen) voorbij
rijden en daar waar de officieren zijn gaan zeggen dat ze onder de bomen
moeten schuilen. Ik antwoordde: "Dat wil ik wel doen, maar ik ben geen
officiële ordonnans, mag ik dan een briefje van u hebben". "Ja
natuurlijk', en het briefje werd gemaakt met de naam van die officier
erop. En ik met dat briefje op zak naar voren gereden. Dat was toch wel
'n kilometer lang waar ze opgesteld konden worden. Ik zei hen dat ik 'n
opdracht had van de officier. "U moet hier onder de bomen schuilen, want
jullie mogen voorlopig niet verder totdat je 'n volgend bericht
krijgt". Nou daar komt een luitenant op 'n grote motor aangereden en die
zegt: "Wie heeft hier bevolen om hier te stoppen onder de bomen?". "Ja,
hier deze ordonnans!". "Ah!, die moet geliquideerd worden. Die moet
doodgeschoten worden want dat is 'n deserteur of van de 5de colonne".
Maar de officieren antwoordden dat ik wel een briefje bij me had. Ook
toevallig dat ik dat gevraagd had! Daar heb ik 100% geluk mee gehad.
(Later heeft die Luitenant zich bij de Belgisch/Franse grens
doodgereden)
Blad 5 Vervolg relaas Piet van Haaren.
De hele colonne stond onder de bomen op de weg naar Someren stil. Daar
hadden we de nacht doorgebracht. Dat was vrijdagavond. In 't donker
moesten we in 'n ambachtsschool gewoon op de vloer en ik geloof niet dat
we wat te eten hadden. Ik ben blijven zitten, ik heb niet gelegen. Op
'n gegeven moment kwam er 'n ouder echtpaar uit Eindhoven, dat bleek de
vader en moeder te zijn van Luitenant Bouwman en die vroegen eigenlijk
aan de hele groep. "Weet iemand iets van onze zoon". "Uw zoon, wie is
dat? ". "Ja, dan moet je bij van Haaren zijn, die zit daar". En toen
kwamen ze naar mij toe. Ze vroegen aan mij of ik wat van hun zoon wist
"Uw zoon heeft zich overgegeven en is krijgsgevangen gemaakt". Hoe het
daarmee zou zijn? Dat wist ik ook niet. "Als hij krijgsgevangen is
gemaakt is hij niet zomaar dood geschoten" veronderstelde ik. (Maar zelf
dacht ik van wel, maar zeker was ik er niet van; dus kan je dat ook
niet zeggen!)
Ik zei: "Oh, dan zit hij niet slecht, want wij moeten er nog aan
beginnen en hij is er in ieder geval vanaf. Ik heb hen uitgelegd; de
omstandigheden waarin zij dus waren, met dat pantserafweergeschut. Ze
hebben niet geschoten, dat weet ik zeker; dat durfden ze niet. Ze hebben
direct alle handjes in de lucht gestoken! En ze vroegen mij: "Hoe ben
jij er dan door gekomen?". Ik vertelde hun dat ik gewoon zigzaggend over
de weg was gereden, want ik moest 'n bericht doorgeven in Heythuizen
dat de Duitsers over de Maas waren. Morgen gaan we weer verder of
vannacht al waarschijnlijk. Toen ben ik op de motor door Eindhoven en in
Oirschot thuis geweest, gauw een paar pakjes kauwgum meegenomen. Toen
zeiden ze me thuis te blijven omdat iedereen thuis bleef. Ik antwoordde:
"Nee, als ik thuis blijf, dan schieten ze me dood omdat je dan 'n
deserteur bent". Dat geloofde niemand meer, maar ik zelf wel!
Ik had al wat meegemaakt. Ik dacht dat doe ik nooit. Ik had trouwens ook
geen interesse om thuis te blijven want ik had zo'n verrekte hekel aan
die Duitsers. Ik had ze wel kunnen vermoorden bij wijze van spreken. In
ieder geval ben ik toen vanaf Oirschot richting Tilburg naar Breda
gereden. Daar bij Gilze-Rijen reed ik met m'n motor over de verkeersweg
Tilburg-Breda dat was toen 'n smalle weg, 'n macadamweg met aan
weerszijden bomen en ik hoorde en zag de kogels van overvliegende
vliegtuigen als druppels over de weg vliegen. Ik dacht; "Potverdomme
gelukkig dat ze me nog niet geraakt hebben". Toen ben ik in die omgeving
achter 'n schutting in dekking gegaan. Toen het rustiger werd ben ik
verder doorgereden en arriveerde ik op 'n gegeven moment in Tholen aan
de brug. Toen zijn er heel veel naar de waterlinie getrokken: Vesting
Holland. En zo kwam door deze omstandigheden een gedeelte van de
Peel-Raamstelling soldaten in deze vesting terecht.
Bij de brug bij Tholen werd gepost door soldaten en officieren: "En,
waar kom je vandaan?". Ik was militair gekleed natuurlijk en 'n karabijn
om m'n nek en ik zei: "Ik kom uit de Maaslinie, bij Maastricht". "Wat
kom je hier dan doen?" Ik antwoordde: "Dat zou je niet vragen als je
Duitsers zelf was tegengekomen, dan praatte je wel anders!". "Ben je dan
gevlucht". "Nou moet je 'ns goed luisteren: nee, ik ben niet gevlucht;
ik ben teruggetrokken, want vluchten dat kan ik niet. Dat doe ik nooit
en voor niemand!". Ja, ze konden het daarvoor die brug niet begrijpen.
Ik zei tegen die officier: "Zo gauw als ze hier in de buurt komen, dan
begrijpen jullie het makkelijk!". Verder hoefde ik niet meer te
vertellen. Ik ben daar in Tholen een huis binnengegaan en ik werd daar
opgenomen. Ik ben daar een dag gebleven en ik heb water gekregen. Ook
anderen van onze groep kwamen daar aan.
Blad 6 Vervolg relaas Piet van Haaren.
Op 'n gegeven moment moesten we van Stavenisse naar Wemeldinge, toen
zijn we overgestoken op 'n aardappelschuit, m'n motor ook mee. "Zorg,
dat er geen benzine uitloopt; anders zijn mijn aardappels niets meer
waard". Daar zorgde ik wel voor. En aan de overkant, potverdorie, kwam
ik 'n heel gedeelte van die club waar ik bij zat, weer tegen. Daar moest
gefoerageerd worden! Het was Maandag toen ik weer bij m'n hele club
was, tenminste 'n groot gedeelte waaronder ook Kapitein Hoffmann. Hij
begroette mij en zei: "Kijk 'ns aan, we zien elkaar nog eens". Ik grapte
terug : "Jullie hebben ook hard gelopen". Hij zei: "Jij nog harder en
hoe is het jou vergaan?". Toen moest er gefoerageerd worden en daarna
zijn we bij 'n bakker geweest en daar hadden ze alleen maar van dat
platte Zeeuwse brood. Ik heb die bakker in Wemeldinge en z'n dochter
Saartje geleerd hoe je goed brood kunt maken zonder gist. Ze waren er me
dankbaar voor !
Na 'n paar dagen, wij hadden ondertussen weer meer patronen gekregen,
moesten we weer vertrekken en oversteken met 'n veerboot van Vlissingen
naar Breskens. Toen we in Vlissingen met heel de club verzameld waren
kwamen er plotseling vijandelijke parachutisten. Ik begon daar meteen op
te schieten. Toen ze me vertelde dat je daar niet op mag schieten ...
reageerde ik: "Hoezo mag dat niet? Zij beginnen zelf te schieten!". "Nou
volgens de Conventie van Genève mag je niet op parachutisten schieten.
Dat zijn vliegers die hun wapen verlaten hebben; die moeten vluchten
zonder wapen". Ik antwoordde : "Die hebben betere wapens dan wij. En nou
schieten ... want als die naar beneden komen dan krijgen wij er moeite
mee". Maar ze vonden dat het moeilijk was ze te raken! "Schiet dan niet
op de mennekes maar op de parachutes dat zijn van die lange banen die
scheuren dan in een keer open". Nou en dan kwamen ze als kluiten omlaag.
Soms waren daar ook vrouwen bij en die riepen: "Nicht schießen, wir
ergeben uns". Ik riep dan naar hen: "Ja, maar wij niet!".
Hoeveel er daar gesneuveld zijn weet ik niet. Na deze onverwachte
vertraging staken wij alsnog over naar Breskens. Daar konden we ook niet
blijven want er waren daar ook regelmatig parachutisten. Ik moest toen
mee naar Cadzand. Mijn motor heb ik daar bij mejuffrouw Blankert
neergezet. Tijdens onze patrouilles kwamen we gelande Duitse soldaten
tegen die door ons werden gedood waarbij mijn specialiteit van
scherpschutter ons goed van pas kwam. Maar er zat nog een
mitrailleursnest langs de openbare weg. En er zaten, naar later bleek,
drie Duitsers achter een zware mitrailleur. Als er over die weg
militairen kwamen dan werd er door die mitrailleur op geschoten. "Kan
jij daar iets aan doen, Piet?". Ik antwoordde: "Ikke wel, ik zal wel
eens effe kijken."
Toen probeerde ik te weten te komen waar die mitrailleur precies zat. En
ik zag aan de richting van hen vuur waar ze zaten. Positie was op
ongeveer 150 meter afstand aan de linkerkant in de sloot langs de weg.
Ik kroop er zo dicht mogelijk naar toe. En toen heb ik er een
aanvalshandgranaat naar toe geworpen en een verdedigingshandgranaat;
toen was 't afgelopen. Ik ben niet gaan kijken, want dat durfde ik niet,
want ik dacht, verbeeld je dat er nog een leeft en die schiet mij dan
dood. Zo was het goed; het was afgelopen. Later hebben ze tegen mij
gezegd. Nou, gij hebt 'n goede beurt gemaakt want ze waren er niet meer.
Ze waren gesneuveld. Ik zei: "Nou prachtig want het vuur was opgeruimd.
Toen ben ik weer teruggegaan naar Cadzand. 's Nachts liepen we
herhaaldelijk patrouille. Dat was dag en nacht op; slapen was er niet
bij. Toen hoorden we dat 'n Engelse torpedojager was geland bij Cadzand.
Daar waren verschillende officieren aan land gekomen en daar was ook Prins Bernard
bij. Ik dacht: "Potverdorie, die wil ik zien "En ik heb hem gezien! En
ik heb er een hand van gekregen en die heeft mij gefeliciteerd en succes
gewenst. Ik zeg: "Als ik nou in Engeland terecht kom (wat de bedoeling
was) dan wil ik wel graag vliegenier worden; piloot want ik heb een
zweefvliegbewijs"
Blad 7 Vervolg relaas Piet van Haaren.
Hij antwoordde dat, als ik zover kwam, ik mij moest melden en dan
proberen dat te realiseren. Dat heeft hij tegen me gezegd. Ik was
fanatiek, ik dacht, piloot, iets aparts. Enfin... misschien was ik er
dan nu niet meer geweest! Dan had er misschien 'n standbeeldje
gestaan... maar ik zou wel mijn best hebben gedaan... dat in ieder
geval. 'n Paar dagen later moesten we al onze wapens inleveren en onze
helm, maar onze putties mochten we behouden. Voor het vertrek ontvingen
wij van die hele grote mens, Majoor Lam, de generale absolutie. We
moesten allen met onze groep, zo'n 25 man die toen bij mekaar waren,
knielen. Dat hield dus in dat je maar 'n gebedje na hoefde te zeggen en
dan waren al uw zonden vergeven. En als er iets gebeurde, dan kon je
niets overkomen, je ging rechtstreeks naar de hemel. Majoor Lam zei dat
het de bedoeling was ons naar Engeland over te brengen.
Toen gingen we op vrachtwagens en we reden vanaf Cadzand via de
Belgische kust en Oostende naar Pas de Calais. Hier staken wij de grens
over richting Duinkerken. Later hoorde ik vertellen dat een Luitenant
die mij daar in Limburg had willen liquideren, bij Pas de Calais met z'n
motor verongelukt was, tegen 'n muur of boom gereden. In Duinkerken
kwamen we in de Jean Baert kazerne. In de gebouwen konden we niet
blijven; die werden iedere nacht beschoten, gebombardeerd.
Toen hadden ze loopgraven op de uitgestrekte binnenplaats; het
exercitieterrein gemaakt. Daar moesten we 's nachts in schuilen. En dan
kwamen er weer van die Stuka's over; weer dat geratel van machinegeweren
met hier en daar brandbommen. Dat kon mij niet veel schelen, want ik
was eigenlijk te brutaal, achteraf gezien misschien te overmoedig. Maar
iedereen had er plezier in als ik onder dat hels kabaal stond te fluiten
of te zingen. Ik moest toch iets doen ... we konden niet schieten; we
hadden geen wapens!! We moesten de moraal hoog houden en dat deed ik dus
wel. Iedereen was er tevreden over, want dan kwamen soms die officieren
kijken wie er zo'n herrie aan het maken was. "Het is altijd dezelfde"
zeiden ze, "die geeft nergens niks om en is nergens bang van". Ik
reageerde dat ik ook nergens bang voor was. Ik kon die doodbloedende
Rotterdammers daar in de kazematten van Neer niet uit mijn gedachten
krijgen. Ik bleef laaiend woedend!
We hebben toen daar een paar dagen praktisch zonder eten, gezeten...
toen we in colonne naar de haven van Duinkerken afmarcheerden. Onderweg
zagen we ontplofte kanonnen en van allerhande oorlogstuig. Tegen een uur
of zes, ver in de namiddag, kwamen we bij 'n boot die voor ons klaar
lag en we gingen meteen door aan boord we belandden in het tussenruim.
's Avonds om 10 uur vertrok de boot en die mocht niet rechtstreeks
oversteken naar Engeland want er lagen verderop in 't Kanaal overal
magnetische mijnen. We zouden daarom onder de kust vanaf Duinkerken naar
Cherbourg varen want daar was de baan van mijnen geveegd. Daarna zouden
we dus oversteken naar Engeland. Maar zover kwam het niet !
Toen we twee uren gevaren hadden, van 10 tot 12 uur, kwamen de Stuka's
over. Kwart over twaalf, was 't op m'n "Lambers van Driel" zakhorloge.
Die zetten drie lichtkogels boven onze boot en begonnen te schieten en
bombarderen. Wij hadden geen wapens, niks!! De zegeningen van de
Generale Absolutie van Cadzand was iedereen totaal vergeten...
Blad 8 Vervolg relaas Piet van Haaren.
Er brak een ontzettende paniek uit... Geschreeuw en gevloek.. ik kan dat
niet verteld krijgen... niet uitleggen hoe afschuwelijk gruwelijk die
paniek was... alle beheersing weg.... de boot raakte meteen in brand, ze
hadden er brandbommen opgegooid... door 't licht van die vlammen heb ik
zwaargewonden gezien afgrijselijk...'n afschuwelijke hel. Ik heb 'n
vaandrig gezien... ben bij 'm neergeknield ... maar die was niet te
helpen.. z'n linkerarm volledig weg .. 'n gapend gat waardoor ik het
hart zag kloppen... Daar moet je niet van schrikken... daar moet je
tegen kunnen... Ik was schijnbaar keihard... ik heb altijd gezegd... ik
kom er wel. Ik heb zoveel mogelijk mensen proberen te helpen ook met
bindingen en zo... met alles wat voorhanden was... putties... veel was
er niet... maar het werd te heet.
Ik sprong naar de balken van het dek boven mij, greep ze vast maar
terwijl ik daar zo hing om mij op te trekken, probeerden ze in paniek
over mij heen te klimmen... ik moest loslaten... maar ik was sportman..
steeds opnieuw springen... opnieuw loslaten... op 'n bepaald ogenblik
klommen er 'n stuk of drie over mij heen en die waren nog eerder boven
dan ik... dan klampten er zich soldaten vast aan mijn helm die aan m'n
hals hing totdat ik op 'n gegeven moment in opperste ademnood in volle
benauwdheid ik dreigde te stikken... Ik dacht dat ik dood ging.... en
dat wilde ik niet... ik sloeg om me heen... rukte zelf m'n helm van mijn
hoofd en smeet hem ver van mij weg. Toen ik boven kwam op het dek...
ben ik verder gegaan met helpen, met te redden wat er te redden was,
gewonden geholpen, zoveel mogelijk verzorgd... Ik was overal en altijd
inzetbaar ... ik stond altijd vooraan, ik deed alles, alles wat anderen
niet durfden, durfde ik wel... ik was in staat alles opzij te zetten...
ik heb altijd 'n rotsvast vertrouwen gehad dat ik nog thuis zou komen
met die gedachten heb ik toen altijd geleefd.
Dat was misschien een niet te rijmen gedachte... te midden van dat
oorlogsgeweld, midden in die ellende... meer ellende kan 'n mens niet
verdragen. Het verbrande vlees van mensen, dat kon je zo goed ruiken, je
kunt gewoon niet geloven hoe vies dat is. Maar ja dan moet je er door
heen en dan moet je er wel tegen kunnen. Sommigen zijn toen dol
gedraaid! We haalden de gewonden met touwen naar boven.. er werd
geschreeuwd, gevloekt en gekermd. We verzorgden hen, ondertussen begon
men de eerste boten te water te laten. Op de boot waren vier
reddingsboten, aan elke kant twee die in davits hingen. In die eerste
boten wilde ik helemaal niet want 't was nog donker. Ik dacht ik blijf
zolang mogelijk. In de eerste reddingsboot zaten enkele officieren.
Bij de tewaterlating kwam die schuin te hangen waardoor de inzittenden
in zee terecht kwamen. 'n Val van zo'n ruim tien meter! Omdat ook de
tweede takel brak viel daarna de hele boot! Er waren heel veel mensen
overboord gesprongen en ook velen die via staalkabels naar beneden zijn
gegleden waarbij hun handen vol staalsplinters raakten en openschuurden.
Even werd onze aandacht door deze drama's vastgehouden maar er was meer
te doen dan op en neer te lopen. Bij het licht van afgeschoten
lichtkogels hebben we daarna op het dek met zo'n man of twintig nog
vlotten gemaakt, te water gelaten en gewonden over boord geholpen en de
vlotten met gewonden al zwemmend in de richting van de kust gedrukt. Het
was licht toen we de kust strompelend en struikelend bereikten waar we
kennis maakten met Franse burgers die toegesneld waren om ons te helpen.
Blad 9 Vervolg relaas Piet van Haaren.
Ik weet 't nog wel, ik heb toen 'n drankje gekregen, want ik schijn er
ook wel uitgezien te hebben. En toen heb ik van 'n mevrouw 'n drankje
gekregen dat zoet proefde, ik denk dat het rum was met wat anders
gemengd; het was lekker! Ik kreeg daardoor 'n veel beter gevoel waarbij
men niet moet vergeten dat we allang niet meer gegeten hadden. Als in 'n
roes zijn we, omringd door oorlogsgeweld, met zo'n honderd man verder
getrokken. Uiteindelijk kwamen we in de buurt van Calais op 'n boerderij
terecht en daar was 'n kuil met voederbieten en omdat wij zo'n honger
hadden zijn we begonnen die knolraap te eten. Die waren zo taai en zo
slap. Maar we sneden er stukken vanaf. Toen zijn er daar Duitsers
gekomen die koeien hebben geslacht. Dat werd allemaal voor hen
klaargemaakt en voor ons bleef er niets anders dan de door de Duitsers
gekookte uier over.
Weer zaten we op taai spul te bijten. Al vrij vlug zei ik tegen Majoor
Lam dat we krijgsgevangen zouden worden gemaakt en dan op transport naar
Duitsland zouden worden gesteld. Ik zei hem dat ik helemaal geen
krijgsgevangene wilde zijn, ik wilde er tussenuit met 'n paar man. Drie
man hadden zich al aangemeld, waaronder sergeant-majoor Godrie, die goed
Frans sprak, hij kwam geloof ik uit Roosendaal, die zou in ieder geval
mee gaan. "Majoor Lam" zei ik, "mag ik daarom met m'n kameraden
vertrekken; ik wil er tussendoor komen". "Ja", reageerde hij, "maar dat
lukt je niet, blijf nou maar bij ons'. "Nee", antwoordde ik, "ik wil
graag weg". "Nou, als je er zo op staat, dan heb je mijn zegen" zuchtte
Majoor Lam. Opgelucht zijn we toen met z'n vieren richting Duinkerken
vertrokken: sergeant-majoor Godrie, nog 'n sergeant en ik met 'n soldaat
uit Den Bosch die ook bakker was, 'n collega dus!
Kort na ons vertrek volgden wij gespannen de luchtgevechten tussen
Engelse en Duitse vliegeniers. We zagen ook die hele grote Duitse
bommenwerpers, Junkers, met platen die wel op golfplaten leken. Met hun
zware bommen probeerden zij de boten die nog aan de kust waren te
vernietigen. De Engelsen waren ook niet flauw; die hadden luchtballonnen
aan staalkabels op een zodanige hoogte dat de zwaar geladen
bommenwerpers daar niet overheen konden. Dat hadden de Engelsen berekend
en goed berekend! De Duitse vliegeniers probeerden er tussendoor te
vliegen. Sommigen lukten dat niet en vlogen tegen de kabels waardoor
vleugels afbraken. Bij het neerstorten ontploften hun zware bommen, een
onvoorstelbaar hels kabaal. Tijdens de luchtgevechten schoten de
Engelsen en Duitsers elkaar naar beneden. Normaal vinden die gevechten
op grote hoogten plaats maar daar bij Duinkerken toen niet. Op honderd
meter hoogte zaten ze elkaar achterna, onderste boven en van alles
hebben wij gezien. Wij zagen veel vliegtuigen neerstorten en met hen de
vliegeniers.
Tijdens dit gedeelte van de tocht hoorden wij granaten van het zware
geschut voorbij suizen... en als je goed oplette kon je ze zelfs zien
vliegen en even later de explosies... boemmm... boemmm... Maar als ze
begonnen te fluiten... te fladderen... dan kwamen ze in onze buurt
terecht... dan was het potverdorie dekking zoeken... Toch waren dat dus
meestal afgedwaalde projectielen die eigenlijk niet goed functioneerden.
Al heel snel vonden we ons omsingeld door Duitsers; het was `t
doodskoppenregiment dat daar met kanonnen en luchtafweergeschut,
helemaal compleet, stond opgesteld. De officier ervan en ik kwamen
gelijktijdig op elkaar af. Hij vroeg mij: "Sind sie auch Germanisch?" Ik
was er wel gelukkig mee dat hij meer op mijn blonde haren dan op m'n
uniform lette! Hij vraagt; "Was willst du?". Ik antwoordde: "Nach
Holland... nach Hause!". Hij grijnsde: "Sie können ruhig nach deine
Mutti". Ik bleef rustig en vroeg hem: "Auch meine Freunde?". "Jawohl,
selbstverständlich". "Darf ich von Ihnen ein Zettel haben?".
"Natürlich".
Blad 10 Vervolg relaas Piet van Haaren.
En tot onze grote opluchting ontvingen wij van hem een briefje met zijn
naam erop en voorzien van zijn stempel en handtekening. En hij raadde
ons aan voorlopig met de benenwagen te reizen. Wij mochten er vervolgens
door... en daar wachtten wij geen moment mee... Want we hadden een goed
bruikbare toestemming. Na veel omzwervingen vanwege het Duitse front in
opmars, bereikten wij de omgeving van Valenciennes wat al bezet was
door de Duitsers. Het stikte er van de Hitlerjugend. Die schoten overal
op! Maar niet op ons want dat mochten ze niet. We hebben transporten van
krijgsgevangen Indiërs, Senegalezen en Fransen gezien. Ik schat wel
10.000 in 'n lange eindeloze colonne. Die Hitlerjugend schoot rustig
iemand dood die uit de rij raakte. En veel zwarten mensen waren ook niet
bang, die waren ook fanatiek!
Op 'n gegeven moment bij dat dorp, waar we ze voorbij zagen trekken,
dook zo'n donkere soldaat in de kelder van 'n café of zoiets, en 'n
Duitser ging hem achterna met zijn geweer. Die wou hem in de kelder
doodschieten en meteen gingen er weer 'n paar zwarten achter die Duitser
aan en die Duitser is niet meer naar boven gekomen. En wij stonden er
gewoon bij te kijken, buiten de rij. Wij waarschuwden elkaar wel; "Niks
zeggen en niet roepen of zo". Na vijf dagen dwalen, zonder eten, tussen
ontzettend veel vluchtelingen; jonge moeders met kinderen, kinderwagens
volgepakt met spullen, oude mannen, bereikten wij Valenciennes. Daar
waren de Duitsers al volop bezig zich in te kwartieren. Bij 'n grote
villa, midden in de stad, was 'n plaat "Ortskommandatur".
Uitgehongerd, stelde ik voordat ik naar de wacht zou gaan. "Durfde gij
dat?". "Ja" zei ik, "ik wel"." Darf ich der Ortskommandant sprechen"? Ik
liet hem mijn briefje van de Duitse officier van het
doodskoppenregiment zien. Hij controleerde of ik wellicht wapens bij me
had en grauwde: "Oben!". Dus ik ging naar boven ik meldde me daar. Ik
had geen kepi op, maar ik dacht 'n soldaat ben je en ik ging gewoon in
de houding staan. Dat vond hij prachtig, het was 'n kapitein. "Woher
kommen sie"? Ik antwoordde: "Aus Holland", "Und sie wollen zurück nach
Holland?'. Ik zei: "Ja, gerne". "Ah, sie wollen zurück nach Holland".
Zij zaten aan 'n hele grote tafel, allemaal officieren ....linzensoep
met heel veel vlees erin... en ze zaten te smullen... en opnieuw in te
scheppen. Ik schijn er meer dan begerig naar gekeken te hebben... want
de kapitein vroeg: "Haben sie hunger?". Ik antwoordde: "Ich habe fünf
Tage nichts gegessen". "Setze dich". "Danke", zei ik, "ich habe auch
noch drei Freunde, dürfen die auch mitessen?".
De militairen gingen ze meteen halen en die zagen al dat eten... Meteen
maande ik hen netjes te eten zoals ze dat thuis geleerd hadden; niet
sloeberen, niet slokken. Ik was bang dat ze zo zouden schrokken dat ze
direct daarna zouden moeten overgeven. En dan was al dat kostbare eten
weer weg, dan was mijn hele actie voor niets geweest. Beloofd was
beloofd en we aten ieder maar een bord linzensoep op een na, die at
anderhalf bord. Na gevraagd te hebben of we konden vertrekken zei de
Kapitein: "Ich will dich noch etwas mitgeben für unterwegs". We
ontvingen 'n groot Duits brood en twee dikke worsten. Die worsten kwamen
uit Holland! "Da können sie vorläufig von essen". Daarop vervolgden wij
onze route in de richting die we wilden gaan. Meteen kwamen we weer
vluchtelingen tegen en ik zei dat wij wel lekker hadden gegeten, maar
die vluchtelingen hadden natuurlijk ook honger. 't Is toch te gek dat
wij met eten lopen te sjouwen en dat hun vergaan van de honger. En op 't
moment dat ik dat brood en die twee worsten weggaf aan 'n stuk of zes
vrouwen met kinderwagens, werd er in de lucht geschoten. Potverdomme...,
die hadden natuurlijk met verrekijkers ons gevolgd.
Blad 11 Vervolg relaas Piet van Haaren.
Het geluid kwam niet ver van de Ortskommandantur af. "Sie mussen zurück
kommen". Ik zeg: "Ik ga terug". "Durfde gij dat?". "Ja natuurlijk, ze
hebben toch geroepen dat ik terug moet komen". Nou die kapitein was er
helemaal van onderste boven dat ik dat had gegeven aan die arme mensen.
lk legde het hem uit : "Die menschen haben auch hunger und wir haben
gegessen, vorläufig können wir wieder weiter". Dat vond hij zo
prachtig... Hij zei dat ik nog een keer brood en worst meekreeg maar dat
ik het niet meer mocht weggeven. Laat ik dat niet meer zien, want dat
wou hij niet meer hebben. Ik vind het prachtig wat je hebt gedaan, maar
het is voor jullie bedoeld. "Für Ihnen ist das gegeben". Ik zei: "Ja" en
toen hebben we het onder onze jassen gehouden zodat de vluchtelingen
het niet meer konden zien. 'n Eind verder hebben we er 'n paar sneeën
van gehad en daarna toch weer weggegeven; ze waren ver genoeg weg.
Met ons vieren verlieten wij Valenciennes en 'n tijd later bereikten we
Doullens (?) waar 'n groot feest was van Duitse bruggenbouwers
Organisatie Tödt die had 'n brug hersteld. Ze waren daar met zo'n
vijftig of zestig man boven dat riviertje bezig. Een van hen, een wat
oudere man, zei: "Sie sind wie mein Sohn, ich lade Sie ein"... I.v.m.
het gereedkomen van die brug gingen ze 'n feestje bouwen... en wij met
ons vieren deden mee... goed en veel eten alles overgoten met champagne.
Overigens was dat de eerste keer in mijn leven dat ik champagne dronk.
Ik dacht: "Niet te veel Piet, anders worde gek". Die oudere man... die
ontfermde zich over mij: "Sie sind mein Sohn". Die nacht sliepen we
allemaal als ossen. Hier en daar werd er wel gesnurkt... en soms hard
geroepen. Om zes uur kwam er een Duitse officier of zoiets:
"Aufstehen... Aufstehen... en sloeg overal tegenaan waar geluid uit
kwam. Die moesten natuurlijk weer verder trekken.
Vanaf Doullens (?) zijn we lopend richting Mons gegaan. Richting
Limburg, verkeerd dus! Mons was 'n stadje met hele hoge torenschachten,
'n mijnwerkersstad. Daar pas realiseerden we ons dat we niet richting
Limburg maar richting Zeeland, richting Brabant in moesten. We besloten
toen helemaal terug te lopen. We hebben nog getracht auto's aan te
houden. Velen daarvan waren helemaal gesloten, volgeladen met lijken. En
die stopten dus niet. Vrachtwagens die dicht zijn hoefde niet aan te
houden, want die stoppen niet. Niet dat ze dat gezegd hadden dat er
lijken in lagen, maar je kon af en toe het bloed er uit zien sijpelen.
Dat was voor ons natuurlijk 'n gruwelijke ervaring. Na heel veel
omzwervingen zijn we uiteindelijk in Brussel aangekomen.
We ontdekten een tram die richting Antwerpen zou gaan. "kom op, jongens
richting Holland". Wij sprongen erop; zo hard reed hij niet. In
Antwerpen konden we niet verder en we moesten weer de tram uit. We zijn
toen meteen te voet verder gegaan, we roken de stal, in de avond/nacht
bereikten we Roosendaal. In die buurt woonde sergeant-majoor Godrie die
toen naar huis wilde gaan. Maar wij hadden geen vervoer daar midden in
die nacht. Wij besloten ons te melden bij het politiebureau.
Uiteindelijk hebben we met z'n drieën in de cellen geslapen.
Godrie was op huis aan. Een paar jonge politiemannen daar in Roosendaal
begonnen ons uit te vragen waarop 'n paar oudere agenten ons vroegen:
"Waarom zijn jullie in Limburg al niet gevlucht?". Ik antwoordde:
"Begrijpen jullie dat niet? Nou dan hebben jullie nog geen oorlog
meegemaakt. Want als je ging vluchten of wegging van de grote groep...
dan wasje een deserteur". "Ja", zei 'n oudere mens, 'n oudere agent
tegen die jonge politieagenten, "kom eens hier kijken!". Hadden ze daar
op de binnenplaats een betonnen schutting staan daar waren gaten in
geschoten, waar ze dus de deserteurs hadden doodgeschoten. Maar dat
wisten die jonge kerels niet. Hier is dat gebeurd, en als mijnheer van
Haaren toen gevlucht was, dan had hij hetzelfde kunnen meemaken. Toen
vroeg ik of ik mocht telefoneren. Het was half juni...
Blad 12 Vervolg relaas Piet van Haaren.
Ik belde naar huis in Oirschot en daar kreeg ik mijn oudste zuster aan
de lijn. En die hadden van horen zeggen dat ik naar de Vesting Holland
was gegaan. En daar hadden ze mij ergens dood zien liggen en ze waren
ervan overtuigd dat ik niet meer in leven was. Ons probleem, tijdens
onze tocht tot in Frankrijk en terug, was dat het voor ons niet mogelijk
was via het Rode Kruis ons thuis op de hoogte stellen. Want daaruit zou
dan blijken dat je als soldaat in het buitenland was en dat kon nadelig
voor je familie zijn. Toen ik dus thuis opbelde stonden ze ervan te
kijken. "Ja, wanneer kom je?". "Ja, zei ik, zo gauw als ik kan". Ik heb
al zoveel te voet gelopen, dat doe ik niet meer. Ik heb 650 km gelopen
met die zware kistjes en heb nu bloedblaren. Ik kon 's morgens
gebruikmaken van trein en bus. Toen was ik heel snel thuis. Zondag 's
avonds... thuis waar ik de enige zoon was... met een bakkerij van mijn
vader... Allez! Schoenen uit en naar de bakkerij !!
Om half vier op maandagmorgen stond ik weer in de bakkerij... Ja... onze
vader was er nog een van de oude stempel... Ons vader en moeder... ze
vroegen niet eens waar kom je vandaan? Ik kon mijn verhaal aan niemand
kwijt... de ambtenaren niet... Ik ben er maar mee door blijven
sukkelen... Onze Piet is thuis... en ik moet weer mee aan het werk... Al
vrij vlug ben ik naar Cadzand naar mejuffrouw Blankert op de Londense
Kraai gegaan... naar mijn motor die ik daar had achtergelaten. Ik
betaalde wat staangeld en ben toen op de motor weer terug naar Oirschot
gegaan en ben meteen weer begonnen met broodbakken. M'n hele leven
lang... en vertelde ik eindelijk mijn verhaal van Mei 1940, 63 jaar
later in december 2002. De herinneringen aan m'n medesoldaten zijn voor
mijn leven in m'n geheugen vastgeklonken.