Door: Arnold Mandemaker
Over
enkele weken komt een einde aan een van de merkwaardigste
kamerlidmaatschappen ooit: dat van Goirlenaar Theo J.M. Hendriks. Over
hem zijn de meningen verdeeld. Een volstrekte dwaas, zegt vrijwel
iedereen die hem in de Kamer aan het werk heeft gezien. Een briljant
mens, vindt Theo J.M. Hendriks zelf. De perfecte illustratie van het
eeuwige misverstand tussen Hendriks en de rest van de wereld.
Dat
Hendriks in de Tweede Kamer terecht kwam, is louter het gevolg van
misverstanden en regiefouten. De Eindhovense lokale ouderenpartij AOV
had het in maart 1994 tijdens de gemeenteraadsverkiezingen zo goed
gedaan, dat oprichter Martin Batenburg de blik naar de landelijke
politiek wendde. In allerijl werd een landelijke kandidatenlijst
samengesteld, wat heet: in elkaar gedonderd. Meer dan twee zetels had
niemand verwacht, dus voor de plaatsen drie tot en met tien worden min
of meer lukraak mensen aangezocht. Tijd voor screening was er niet. Wie
z'n vinger opstak, stond bij wijze van spreken al op de lijst.
Batenburg
en zijn toenmalige lijsttrekker Jet Nijpels wilden iemand op de lijst
hebben die iets wist van volkshuisvesting. En zo kwamen de A0V-ers uit
bij Theo Hendriks. Een gepensioneerd ambtenaar van de gemeente Tilburg
die zich nog steeds tooit met de fraaie titel "stedenbouwkundig
architect". Toen bleek dat hij ook nog eens politieke ervaring had als
voorzitter van de KVP-afdeling Veldhoven en een korte periode als lid
van Provinciale Staten, was het voor elkaar. Hendriks kwam op plaats
zes. Zonder dat iemand van het AOV ooit langer dan tien minuten met hem
had gesproken.
Wat
Batenburg en Nijpels niet wisten, is dat Hendriks een man was 'Met een
verleden', Hij had van 1972 tot 1985 bij de gemeente Tilburg gewerkt als
stedenbouwkundige bij de afdeling publieke werken. Daar stond de man
bekend als notoir ruziezoeker, behept met een grenzeloze
zelfoverschatting.
"Iemand die zich met hele en halve leugens op de been hield",
aldus het Tilburgse PvdA-gemeenteraadslid J. Klink. Oud-hoofd J. Jongen
van de dienst stadsontwikkeling had dezelfde ervaring met Hendriks.
"Er
gaapte een grote kloof tussen fictie en werkelijkheid. Het was
onmogelijk om hem buiten te zetten, maar eigenlijk was dat wel het beste
geweest."Hendriks werd als gemeenteambtenaar op een zijspoor
gezet. Maar tot op dag van vandaag houdt hij vol dat hij, en niemand
anders, verantwoordelijk is geweest voor de bouw van de Tilburgse
nieuwbouwwijk 'De Blaak'. In die mening staat hij alleen. Het AOV haalde
in mei 1994, tegen alle verwachtingen in, zes zetels en dus kwam
Hendriks in de Tweede Kamer. De man bleek al direct te beschikken over
een geheel eigen taakopvatting. Hij vond dat hij als gekozen
volksvertegenwoordiger zelfstandig moest opereren, zonder zich iets aan
te trekken van de fractielijn.
Hendriks
viel gelijk op, in negatieve zin. Hij stelde, zonder dat zijn fractie
daarvan wist, vragen over een nieuwgekozen PvdA-Kamerlid van Surinaamse
afkomst. Of die wel de Nederlandse nationaliteit had? Vervolgens begon
hij in het openbaar te raaskallen over een 'maritieme oplossing' van
het asielzoekersvraagstuk. Daarmee bedoelde hij: op een boot zetten.
Dat was volgens hem goed voor de Nederlandse scheepvaart. De onervaren
AOV-fractie, waarin toch al een paar zonderlinge heren rondliepen, had
al snel tabak van Hendriks. Vijf maanden na aantreden werd hij uit de
fractie gegooid.
Hendriks ging solo verder. En hoe. Met zoon Oscar
aan zijn zijde, aangesteld als fractiemedewerker, begon Hendriks een
eenzaam gevecht tegen de rest van de wereld. Hij sloeg de aanvankelijke
verbazing al snel om in irritatie. Hendriks pleegde herhaaldelijk
parlementaire obstructie door op de meest ongelukkige momenten
hoofdelijké stemmingen aan te vragen. Hij liet vanaf het spreekgestoelte
woordenstromen los waar niemand een touw aan kon vastknopen. Hij nodigt
bewindslieden uit om bij hem op de werkkamer 'belangrijke stukken' door
te nemen. De irritatie sloeg om in verontwaardiging toen Hendriks, die
toch al blijk van merkwaardige opvattingen over buitenlanders en
asielzoekers, in verband werd gebracht met neonazistische groeperingen.
Een rechts-extremist was enige tijd lid van zijn 'denktank'. Ook zoon Oscar werd beticht van 'dubieuze contacten met extreem-rechtse groeperingen'.
Justitie
deed, heel uitzonderlijk, op verzoek van toenmalig Kamervoorzitter
Deetman een onderzoek naar de antecedenten van Hendriks. Bewijzen voor
neonazistische banden werden niet gevonden en het onderzoek liep dood.
Maar het laatste greintje respect onder zijn collega-parlementariërs had
Hendriks nu wel verspeeld. Tegenwoordig doolt Hendriks eenzaam door de
Haagse wandelgangen.
Collega-Kamerleden gaan hem uit de weg, op
zijn voormalig fractiegenoot Verkerk na. In de Kamer leidt zijn gezeur
om hoofdelijke stemmingen nog wel tot irritatie, maar verder wordt hij
lijdelijk 'uitgezeten'. Nog een paar weken, en dan is de
periode-Hendriks voorbij, redeneert het gros van de Kamer. Hendriks zelf
heeft inmiddels aangetoond dat het bord voor mijn hoofd van
uitzonderlijke kwaliteit is. Hij geeft hoog op van zijn 'staatsrechtelijk zeer belangrijke parlementaire bijdragen' en hij rept van vriendschappelijke betrekkingen met bewindslieden, die in werkelijkheid met een wijde boog om hem heen lopen.
Maar
zoals Hendriks uit zijn Tilburgse ambtenarenverleden blijft volhouden
dat hij een prominente stedenbouwkundige is, zo zal hij nog vele jaren
prat gaan op zijn vier jaren in de Kamer. Hij meent nog altijd dat
duizenden hem steunen in zijn eenzame strijd. Terwijl de rest van de
wereld weet dat zijn aantreden in de Kamer een groot misverstand is
geweest. En door niemand gewenst.