Vertaal deze pagina naar:

DE BELG DIE DE ATOOMBOM AAN DE AMERIKANEN VERKOCHT: 'DOOR EEN AMATEUR-DIPLOMAAT IS BELGIË IN VOLLE KOUDE OORLOG BELAND'

26-08-2024

77 jaar geleden gooide de Amerikaanse luchtmacht de eerste atoombom op de Japanse stad Hiroshima.

Drie dagen later was Nagasaki aan de beurt. 

Zo'n driehonderdduizend mensen zouden uiteindelijk sterven door de verwoestende kracht van het nieuwe oorlogstuig, dat nooit zou zijn gemaakt zonder de hulp van een Belg: Edgar Sengier. Die leverde in zijn dooie eentje het Congolese uranium voor de bom. 'Hij was een zakenman: hij wilde zijn business laten draaien en winst maken.'

Jan Antonissen 18 augustus 2022, 15:00 uur

Voor het gehele artikel lees de volgende link op het dagblad De Morgen (eigenaar DPG Media):

Voor historische, wetenschappelijke, grondwettelijke, politieke en constitutionele achtergrondinformatie lees hieronder het artikel van 25 augustus 2024 in de Nieuwe Media:

VAN SHINKOLOBWE TOT HIROSHIMA: DE WEG VAN HET CONGOLESE URANIUM

Niet de Verenigde Staten maar België is verantwoordelijk voor de atoombomaanvallen op Hiroshima en Nagasaki in Japan waarbij circa 250.000 mensen om het leven kwamen en later van de straling nog enige honderdduizenden mensen zijn omgekomen.

(https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/07/15/van-shinkolobwe-tot-hiroshima-de-weg-van-het-congolese-uranium/)

Van Shinkolobwe tot Hiroshima: de weg van het Congolese uranium

De eerste atoombom werkte met uranium dat vooral afkomstig was uit Belgisch-Congo. De Amerikanen kochten het uranium van een Belgisch bedrijf, zonder dat de Belgische regering erbij betrokken was.

Za 08 aug 2020 11:15

Dit is een bijdrage van Bert Govaerts, gewezen eindredacteur van historische televisiedocumentaires op de VRT. Hij is de auteur van Ik alleen! Een biografie van Albert De Vleeschauwer (1897-1971), waarin de kwestie van het Congolese uranium tijdens de oorlog ter sprake komt.

ATOOMBOM HIROSHIMA JAPAN

Op de mooie zomerochtend van 6 augustus 1945, iets na achten, verscheen er een Amerikaanse B-29-bommenwerper boven de Japanse stad Hiroshima. Enola Gay stond er in grote letters op een van de flanken. 

De vracht van de Enola Gay bestond uit één enkel springtuig dat door zijn makers liefdevol Little Boy was genoemd, een atoombom. 

Om 8:15:19 uur opende de piloot, Paul Tibbets, zijn bommenluik.

Little Boy suisde naar beneden en ontplofte 43 seconden later, op een hoogte van 500 meter, pal boven een ziekenhuis.

Little Boy

De kracht van Little Boy kwam overeen met die van 12.500 ton TNT en was het resultaat van een kettingreactie, verwekt in de atoomkern van een zeldzaam metaal: uranium. Little Boy had een lading van 65 kilogram verrijkt uranium in zijn buik en het grootste deel daarvan was afkomstig uit de mijn van Shinkolobwe, in de Congolese provincie Katanga.

De atoombom die drie dagen later die andere Japanse stad, Nagasaki, zou verwoesten, werkte door de kettingreactie in een ander metaal, plutonium. Dat was ook het geval voor de allereerste atoombom, die drie weken eerder bij wijze van proef in een Amerikaanse woestijn explodeerde. Dat plutonium was niet in de natuur te vinden, maar werd verkregen door uranium in een kernreactor te bewerken. Ook dat uranium kwam overwegend uit Shinkolobwe.

Over de weg die het Congolese uranium heeft afgelegd van de Belgische kolonie naar de hemel boven Hiroshima doen nog altijd veel legendes de ronde. Zo vertelt David Van Reybrouck in zijn bekende Congoboek dat Edgar Sengier, de directeur van de Union Minière (thans Umicore) du Haut Katanga, 'toen de Nazi-dreiging ernstiger werd', op slag 1250 ton uranium naar de Verenigde Staten had laten brengen en prompt ook zijn mijn onder water had gezet om ze uit Duitse handen te houden'.

Het ging toch een tikkeltje anders.

Uranium: een verzadigde markt

De Union Minière – het huidige bedrijf Umicore - had de mijn in Katanga al in 1937 gesloten. Niet omdat ze bang was voor een Duitse invasie, maar omdat de mijn verlieslatend was. Uranium verkocht niet goed in de late jaren dertig. Het was eigenlijk maar een restproduct.


Union Minière / Umicore

Huidig voorzitter van de raad van toezicht van Umicore is Thomas Leysen.

Thomas Leysen (Wilrijk, 15 oktober 1960) is een Belgisch bedrijfsleider, ondernemer en bestuurder. Hij is voorzitter van de raden van bestuur van mediabedrijf Mediahuis, materiaaltechnologiebedrijf Umicore en dsm-firmenich, een Zwitsers-Nederlands beursgenoteerd bedrijf wereldwijd actief in voeding, gezondheid en beauty. Hij was tevens gedelegeerd bestuurder van Umicore en voorzitter van Agoria, de KBC Groep en de Koning Boudewijnstichting. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Thomas_Leysen)

Carrière

Thomas Leysen is de zoon van ondernemer André Leysen, een van de stichters van de Vlaamse Uitgeversmaatschappij (VUM), en broer van ondernemer en politicus Christian Leysen (Open Vld). Tijdens zijn rechtenstudie aan de Katholieke Universiteit Leuven trok hij de eerste helft van het academiejaar naar het buitenland en deed ervaring op in de maritieme sector.

In 1983 studeerde hij af als licentiaat in de rechten en werd na een gesprek met Albert Frère directeur van Transcor. In 1988 verliet hij deze handelsmaatschappij in cokes die was uitgegroeid tot een internationale speler in de staalindustrie. In 1989 werd hij bestuurder bij de Générale Trading Company, een dochteronderneming van de Generale Maatschappij van België, om vervolgens in 1994 over te stappen naar Union Minière, waar hij in 2000 werd aangesteld als gedelegeerd bestuurder. In 2002 veranderde Union Minière zijn naam in Umicore. Leysen voerde een verregaande reorganisatie van het bedrijf door. Het bedrijf evolueerde van een zwaar vervuilend non-ferro-bedrijf naar een internationale materiaaltechnologie- en recyclagegroep die zich onderscheidde door de productie van batterijen en katalysatoren en de recyclage van kostbare metalen. In 2005 werd de koperafdeling afgesplitst onder de naam Cumerio en in 2007 ging de zinkafdeling een fusie aan met Zinifex onder de nieuwe naam Nyrstar. Op 30 april 2008 droeg hij de dagelijkse leiding als CEO over aan Marc Grynberg en werd hij in opvolging van Karel Vinck voorzitter van de raad van bestuur.

Overige functies

In 2002 volgde Leysen de onverwacht overleden John Cordier op als voorzitter van Agoria, de federatie van de Belgische technologiebedrijven. Hij was reeds bestuurslid en voorzitter van het sectorcomité Metalen en Materialen van Agoria. In maart 2007 volgde Francis Verheughe hem op.

In april 2008 werd hij voorzitter van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). Hij volgde Jean-Claude Daoust op. Tijdens zijn voorzitterschap, dat drie jaar duurde, legde hij vooral de nadruk op de groene economie en duurzaam ondernemen. Pierre-Alain De Smedt volgde hem in januari 2011 op.

Leysen werd tevens voorzitter van de raad van bestuur van de Vlaamse Uitgeversmaatschappij (VUM), later omgedoopt tot Corelio en nu tot Mediahuis Partners. Hij is tevens voorzitter van mediagroep Mediahuis, een dochteronderneming van Corelio.

Na de overname van dagblad Het Volk in 1994 zorgde hij ervoor dat de VUM kon uitgroeien tot een leidend Belgisch mediabedrijf. De drukkerijactiviteiten werden in 2000 in Groot-Bijgaarden geconcentreerd. Door een fusie met Concentra werd Mediahuis een mediabedrijf met verschillende kranten in België, Nederland, Ierland, Luxemburg en Duitsland waaronder De Standaard, De Telegraaf, NRC Handelsblad, Luxembourger Wort en The Irish Independant.

In oktober 2011 werd hij in opvolging van Jan Huyghebaert voorzitter van de raad van bestuur van de bank-verzekeraar KBC Groep. Koenraad Debackere volgde hem in mei 2020 op.

In maart 2021 volgde Leysen Rob Routs als voorzitter van de raad van bestuur van het Nederlandse chemiebedrijf DSM op, dat in 2022 fuseerde met het Zwitsers bedrijf Firmenich.

Hij bekleedde tevens bestuursmandaten bij BASF Antwerpen (tot 2006), Atlas Copco (2001-2007), Alcatel Bell, CMB (2007-2012), imec (2009-2011), UCB (2009-2012), Etex Group (2009-2013), de Duitse bank Metzler, het Duitse koperbedrijf Norddeutsche Affinerie en de Stichting Koningin Paola (2004-2007).

Verder werd Leysen in maart 2014 in navolging van Herman Daems voorzitter van de Commissie Corporate Governance. Bart De Smet volgde hem in maart 2023 op.

Hij is een promotor van duurzame ontwikkeling en in die rol was hij voorzitter van The Shift, een platform van bedrijven en ngo's in België die met duurzaamheid begaan zijn. The Shift werd in 2015 gelanceerd. In 2018 volgde Jacques Vandermeiren hem in deze functie op.

Leysen maakte ook deel uit van het bestuur van de Koning Boudewijnstichting en werd in januari 2016 in opvolging van Françoise Tulkens voorzitter van de raad van bestuur. In januari 2022 volgde Pierre Wunsch ( sinds 2019 gouverneur van de Nationale Bank van België) hem in die hoedanigheid op.

Hij was namens de Vlaamse regering voorzitter van de Vlaamse Topstukkenraad (van 2014 tot 2024) en hij is Voorzitter van het Rubenianum Fund. Verder is hij sinds 2020 in opvolging van Jan Huyghebaert ook voorzitter van het Fonds Baillet Latour.

Leysen is of was tevens:

  • voorzitter van de Belgium-Japan Association (2007 - 2014),
  • lid van het Global Advisory Board van Toyota, (2011 - 2018)
  • lid van de stuurgroep van de Bilderbergconferentie (sinds 2011)
  • lid van de European Round Table for Industry - ERT, (sinds 2003)
  • Voorzitter van de governing board van de denktank Friends of Europe, (sinds 2023)
  • lid van de Trilaterale Commissie. (sinds 2007)

Mediahuis, met als bestuursvoorzitter Thomas Leysen, is een Belgisch mediabedrijf met activiteiten in de Benelux, Duitsland en Ierland. Onderdelen zijn onder meer Mediahuis België, Mediahuis Nederland en Mediahuis NRC. In 2022 telden alle nieuwsmerken van Mediahuis 1,8 miljoen abonnees. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Mediahuis).

Activiteiten

In 2022 behaalde Mediahuis een totale omzet van 1,2 miljard euro. Nederland was de belangrijkste markt met een aandeel van 46% in de omzet, gevolgd door België (27%) en Ierland (16%). De rest van de omzet werd behaald in Duitsland en Luxemburg. Het mediabedrijf telt bijna 4600 medewerkers waarvan de helft journalist. In 2022 waren er in Nederland 2013 medewerkers en in België 1233. Er zijn 1,8 miljoen abonnees, waarvan 43% de publicaties digitaal lezen.

Mediahuis is de uitgever van de Vlaamse kranten De Standaard, Het Nieuwsblad, Gazet van Antwerpen, De Gentenaar, Het Belang van Limburg en Metro en de Nederlandse kranten De Limburger, NRC Handelsblad, De Telegraaf, Metro en de dagbladen van Holland Media Combinatie. Mediahuis had in 2017 een marktaandeel van 39,1% op de dagbladenmarkt van Nederland. In Ierland wordt de Irish Independent uitgegeven.

Naast deze kranten baat het bedrijf ook classifiedsplatformen uit zoals Zimmo.be, Vroom, Jobat, LimburgVac, Jaap, Speurders, Autovisie e.a. en bezit het de radiozenders Nostalgie en NRJ België (in een joint venture met SBS Belgium).

De hoofdzetel van Mediahuis ligt in Antwerpen, waar ook de redacties van Het Nieuwsblad en Gazet van Antwerpen zijn samengebracht. De redactie van De Standaard opereerde van 1980 tot 2020 vanuit Groot-Bijgaarden. In het najaar van 2020 verhuisde de redactie naar het centrum van Brussel. De redactie van Het Belang van Limburg is gevestigd in Hasselt.


In Shinkolobwe werd pekblende gewonnen, een mineraal dat hoofdzakelijk uit uraniumerts bestaat, maar met onzuiverheden die zeer kleine hoeveelheden radium bevatten. Dat sterk radioactieve radium werd gebruikt om kanker te bestrijden. De Union Minière had daarom in Olen een radiumfabriek gebouwd die gebruik maakte van de Congolese pekblende. Maar de markt was verzadigd geraakt. Uranium zelf kende alleen een zeer beperkte toepassing als kleurstof.

Een mijngang in Shinkolobwe

Begin 1939 raakten een aantal natuurkundigen in een soort 'uraniumroes'. Ze hadden ontdekt dat de atoomkern van dat element gesplitst kon worden, waarbij enorm veel energie zou vrijkomen. De onverkochte voorraad van de Union Minière werd ineens heel interessant. Britse en Franse geleerden namen contact op met de Belg Edgar Sengier en wezen hem op het potentieel van 'zijn' uranium. Maar de oorlog doorkruiste alle plannen.

Na de inval in Polen, in september 1939, verklaarden Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de oorlog aan Duitsland. België bleef neutraal, maar werd wel meteen getroffen door de zeeblokkade die de Britten en de Fransen rond Duitsland legden. Dat had zeer onaangename effecten voor de handel tussen Belgisch-Congo en België. De Britten hadden bijvoorbeeld bepaald dat de export van sommige categorieën van producten vanuit Congo de 'normale' omvang niet mocht overschrijden.

Deels om de effecten van de blokkade op te vangen besloot de Union Minière zich te richten op de Verenigde Staten, die niet betrokken waren in de oorlog. Directeur Edgar Sengier vestigde zich in New York om er de dochter­onderneming African Metals te leiden. Hij liet tonnen ertsen naar New York verschepen, onder andere ook 451 ton pekblende,


Edgar Edouard Bernard Sengier (Kortrijk, 9 oktober 1879 – Cannes, 26 juli 1963) was een machtige Belgische industrieel in de eerste helft van de twintigste eeuw. Hij maakte van Union Minière du Haut Katanga een wereldleider in onder meer koper, zink, tin, kobalt, radium en uranium. Hij speelde het Congolese uranium in handen van de Amerikanen, die het nodig hadden voor het Manhattanproject en nadien in de Koude Oorlog. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Edgar_Sengier)

Leven

Edgar werd geboren in een welgestelde Kortrijkse familie. Zijn vader was Victor Sengier, wiens verwanten aan het hoofd stonden van de Ateliers de Baume & Marpent (fabrikant van locomotieven en spoormateriaal te Haine-Saint-Pierre). Zijn moeder was Adeline Courtens.

Opleiding

Sengier deed zijn humaniora aan het Sint-Amandscollege te Kortrijk en studeerde in 1903 af als mijningenieur aan de Katholieke Universiteit Leuven. Het jaar nadien behaalde hij er ook het diploma van elektrisch ingenieur.

Prille loopbaan

Na zijn studies deed Sengier een jaar stage bij het adviesbureau H.N. Blake Consulting Engineer uit Birmingham. Hij leerde er Engels en volgde ook een cursus boekhouden. Terug in België ging hij aan de slag als directeur van de Willebroekse ammoniaksulfaatfabriek van de groep Evence Coppée. Via Firmin Van Brée werd hij aan Albert Thys voorgesteld, die hem over de Trans-Siberische spoorlijn naar Jules Jadot in China stuurde. De jonge Sengier nam er de leiding van het Shanghaise filiaal van de Franco-Belgische bank Crédit foncier d'Extrême Orient. Na het vertrek van Jadot volgde Sengier hem in 1908 op bij de Compagnie Internationale d'Orient.

In 1911 aarzelde Sengier niet toen hij een telegram kreeg van Jadot om hem te vervoegen in de ertsrijke provincie Katanga. Hij moest er voor de Belgisch-Britse firma Union Minière du Haut Katanga de onbevredigende ontwikkeling van de lokale mijnbouw onderzoeken. Een positief element hierbij was zijn bevinding dat de steenkool uit de mijn van Wankie geschikt was voor cokes.

Nadien keert hij terug naar het Brusselse hoofdkantoor, van waaruit hij de Congolese zaken aanstuurde. In 1913 huwde hij Clémence Van den Perre.

Eerste Wereldoorlog

Tijdens de Eerste Wereldoorlog speelde Edgar Sengier een prominente rol in de oorlogsinspanning. Union Minière zond hem naar Londen om van daaruit hun Congolese belangen te behartigen en de levering van koper aan de geallieerde troepen te organiseren. Vanuit de Britse hoofdstad oefende Sengier ook de functie uit van schatmeester in de Commission for Relief in Belgium.

Uitbouw van Union Minière

In 1919 werd Victor Sengier van Union Minière. Opnieuw ging hij als crisismanager naar Katanga. De kopervraag was zodanig geslonken dat de directie een sluiting van de mijnen overwoog. Sengier besliste echter het omgekeerde: met een verdubbeling van de productie reduceerde hij de eenheidskosten en maakte hij van Union Minière in 1922 de grootste koperproducent ter wereld. Zijn gedurfde expansieprogramma voorzag voorts in de opening van nieuwe mijnen, de uitbreiding van de gieterij te Lubumbashi, de oprichting van een industrieel complex in Likasi en de bouw van waterkrachtcentrales. Jules Cousin was ter plaatse verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma.

Vanaf 1921 begon Union Minière met het uitbaten van de in 1915 ontdekte Shinkolobwe mijn. In deze uitzonderlijke ertslaag was een hoog gehalte radium aanwezig, op dat moment de duurste stof ter wereld. Met het bijproduct uranium, dat tot 65% van de gedolven mineralen vertegenwoordigde, werd keramiek gekleurd.

Sengier lanceert de radiumbusiness. Het werd in België gefabriceerd door de Société Générale Métallurgique de Hoboken-Olen (MHO), waarvan hij de leiding kreeg. Union Minière en MHO vormden samen het Syndicat du Radium, en Sengier trok met Firmin van Brée naar de Verenigde Staten om een kartel te sluiten met de leiders van de radiummarkt. De Amerikanen zegden toe om de eigen mijnen te sluiten en verder als verkoopkanaal te fungeren. Kort daarop bracht P. Leemans van MHO Marie Curie in contact met Sengier (1923). Hij kon haar vraag om radium toen niet inwilligen. Nochtans zou Union Minière een decennium later wel radium uitlenen aan onderzoeksinstellingen, waaronder Curie's Institut du Radium.

In 1924 kreeg Edgar Sengier belangrijke leidende functies: afgevaardigd bestuurder van MHO, bestuurder en directeur van Union Minière en vicepresident van de Société Générale des Minerais. Vanaf 1932 werd hij ook lid van het directiecomité van de Generale Maatschappij van België en zetelde hij in het gloednieuwe Nationaal Instituut voor Radiotherapie.

Rond deze tijd was hij opgeklommen tot afgevaardigd bestuurder van Union Minière. Hij onderhandelde een koperkartel met debelangrijkste wereldproducenten en zat van 1935 tot 1939 het Production Committee ervan voor.

Midden de jaren dertig verloor Union Minière zijn radiummonopolie toen de Eldorado Gold Mining Company een weliswaar minder rijke mijn opstartte in Canada. Sengier kwam toen met Boris Pregelvan Eldorado een 60%-40% kartel overeen (1938).

Tweede Wereldoorlog

In de Tweede Wereldoorlog was de grondstoffenaanvoer uit het Verre Oosten afgesneden en werd Congo zeer belangrijk voor de geallieerden. Sengier zorgde mee voor de levering van strategische materialen door Union Minière, onder meer 800.000 ton koper. Hij hield ook het cruciale kobalt uit handen van de nazi's, maar zijn belangrijkste bijdrage lag zonder twijfel op gebied van uranium.

Frans atoomproject

In mei 1939 was Edgar Sengier in Brussel benaderd door de Franse natuurkundige Frédéric Joliot-Curie, hoofd van de Caisse Nationale de la Recherche Scientifique. Zij hadden net een aantal baanbrekende octrooien aangevraagd over kernenergie en kernbommen. Voor de ontwikkeling hadden de Fransen absoluut uranium nodig. Als Union Minière toezegde om dit te leveren, zou het in de ontwikkeling mogen participeren.

Sengier werd op 10 mei 1939 (voor de Tweede Wereldoorlog) ook in Londen benaderd door Henry Tizard, de voornaamste wetenschappelijke regeringsadviseur. Aan Britse kant was het aanvankelijke alarmisme over de mogelijkheid van atoombommen tegen dan verdwenen. Er werd maar een aanbod voor een beperkte hoeveelheid gedaan, en Sengier prefereerde het Franse voorstel. Op 13 mei 1939 vond een nieuwe vergadering plaats te Parijs. Sengier en zijn medewerker Gustave Lechien ontmoetten er Frédéric Joliot-Curi, Philippe Halban, Lew Kowarski en Jean Perrin. Er werd een overeenkomst geparafeerd waarbij Union Minière uranium zou leveren voor twee experimenten. Bij succesvolle uitkomst zou een joint venture worden opgericht voor de exclusieve exploitatie van de Franse octrooien. In uitvoering van de overeenkomst leverde Union Minière in oktober 1939 vijf ton pekblende aan Frankrijk en in april 1940 nog drie ton. De oorlog maakte echter een einde aan het project. Zonder de Duitse inval was de Frans-Belgische onderneming in een uitstekende positie geweest om de eerste kernreactor te ontwikkelen.


Samenwerking met de Amerikanen - Manhattanproject

Door al deze gesprekken was Sengier zich acuut bewust van de militair-strategische waarde van het uranaat toen hij in oktober 1939 naar New York vertrok. Hij werd vergezeld van zijn collega's Julien Leroy en Richard Terwagne, en had de radiumstock bij zich (120 gram, ter waarde van enkele miljoenen dollar). Hij betrok met zijn vrouw een suite in het Ambassador Hotel en had zijn kantoren in de Cunard Building op Broadway.

In juni 1940 kreeg Sengiers medewerker Gustave Lechien bezoek van Harold Urey en Alexander Sachs van het Uranium Committee. Ze willen het Kantangese uranium naar de Verenigde Staten doen overkomen, maar bereiken geen akkoord. Uiteindelijk liet de Belg Edgar Sengier via Jules Cousin de helft van de in Shinkolobwe aanwezige voorraden (1.139 ton) overladen in 2.007 vaten en per spoor naar Lobito brengen. De mijn zelf was al in 1937 gesloten en onder water gelopen. Vanuit Lobito werden de vaten in september 1940 verscheept naar New York en opgeslagen in de loodsen van Archer Daniels Midland, een firma in Staten Island die in plantenolie deed.

De Belg Edgar Sengier had voordien ook opdracht gegeven om de Olense voorraden radium en uraniumzouten naar Engeland te verschepen en vandaar naar de Verenigde Staten. Het uranium viel echter deels in handen van de bezetter.

Na aankomst van de ertslading betoonden de Amerikanen nog maar weinig interesse. Sengier schreef vergeefs brieven aan Thomas K. Finletter van het State Department. Er kwam pas verandering in de situatie toen Leslie Groves aan het hoofd kwam van het Manhattanproject. Op 18 september 1942 stuurde hij zijn adjunct, kolonel Kenneth Nichols, naar de Belg Edgar Sengier. Deze verkocht het erts in het grootste geheim - en zonder de Belgische regering in te lichten - voor een dollar per pond aan het Manhattan Engineering District (MED). Vanuit New York dirigeerde Sengier ondertussen de African Metal Corporation (Afrimet). Deze dochter van Union Minière, een cruciale spil in de bevoorrading uit Afrika, sloot verdere contracten af voor uraniumlevering aan de MED. In totaal zou een 5.000 ton erts zijn geleverd tijdens de oorlog (naast enkele honderden ton die op de zeebodem belandden door toedoen van U-Boten). Al die tijd handelt de Belg Edgar Sengier op eigen houtje en zonder zijn raad van bestuur in te lichten, noch de Belgische regering. In maart 1943 had hij geheimhouding gezworen.

In februari 1944 wilde de MED de aangekochte hoeveelheden nog opdrijven en vooral een voorrangsrecht krijgen. Dit kaderde in het strategische denken over de naoorlogse machtsbalans, en kan aanzien worden als een prille stap in de Koude Oorlog. Sengier stond zeer weigerachtig tegenover deze vraag. Na de oorlog wilde hij de Amerikanen geen controle gunnen over de voorraden. Hij zocht voor het eerst steun bij de Belgische regering in de persoon van Camille Gutt. Na enige maanden onderhandelen kwam direct na de bevrijding een politiek akkoord tot stand: het Tripartite Agreement tussen België, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Dit voorzag in de heropening van de Shinkolobwemijn, exclusieve leveringen aan de Combined Development Trust (een gemeenschappelijk initiatief van Amerikanen, Britten en Canadezen) en toegang van België tot de nucleaire energietechnologie. De Belg Edgar Sengier ondertekende een contract voor 3,4 miljoen pond en keerde terug naar Brussel. Hij had zich een harde onderhandelaar getoond: de heropening van de mijn gaf Union Minière een quasi monopolie maar werd gefinancierd door de Amerikanen.

De vlotte en directe Belg Edgar Sengier werd door de enigszins paranoïde Leslie Groves als een betrouwbare figuur beschouwd en had zelfs de eer om de dag vóór het afwerpen van Little Boy persoonlijk te worden opgebeld met de raad om aandachtig naar het radionieuws van 11 uur te luisteren.

De Belg Edgar Sengier telefoneerde Leslie Groves de dag na de nucleaire aanval om hem te feliciteren en van zijn verdere steun te verzekeren. Na de tweede atoombom op Nagasaki bevond Edgar Sengier zich in het Witte Huis en werd hij door Groves voorgesteld aan de Amerikaanse president Harry S. Truman (van de democratische partij, de partij van Joe Biden): "I want you to meet the man without whose assistance we could not have accomplished what we have done."

Na de Tweede Wereldoorlog

Na de oorlog kwam door operatie ALSOS aan het licht dat de Belg Edgar Sengier vanuit Union Minière ook uranium had geleverd aan nazi-Duitsland. Er kwam een onderzoek door het militair auditoraat. De zakenwereld schakelde Sengier in om druk uit te oefenen. Hij verkreeg van generaal Groves dat deze een ontlastende brief schreef aan minister Paul-Henri Spaak.

De Belg Edgar Sengier behield zijn leidende functies tot 1949. Daarna bleef hij actief als bestuurder van de Generale Maatschappij (tot 1960). Zijn laatste levensjaren sleet hij in Cannes, waar hij op 84-jarige leeftijd stierf aan een hartaanval. Hij liet geen mémoires na, maar veel van zijn nota's zijn bewaard in het Algemeen Rijksarchief. Volgens zijn laatste wil mogen zijn persoonlijke archieven 50 jaar na zijn dood worden geopend.

Mandaten

Hij bekleedde de volgende mandaten in de bedrijfswereld:

  • Directeur (1919-1960) en afgevaardigd bestuurder van Union Minière du Haut Katanga
  • Afgevaardigd bestuurder van de Société Générale Métallurgique de Hoboken-Olen (1924-1951), nadien bestuurder (tot 1960)
  • Vice-president en bestuurder van de Société générale des Minerais (1924-1960)
  • Directeur van de Generale Maatschappij van België (1932-1949)
  • Voorzitter van de African Metals Corporation
  • Bestuurder van de Société industrielle et minière du B.C.K.
  • Bestuurder van Nichols Copper Refining Company
  • Bestuurder van Amalgamated Metals
  • Bestuurder van Minerais et Métaux
  • Bestuurder van Electrocable
  • Bestuurder van de Compagnie minière du Congo français
  • Voorzitter van Sudkat (tot 1955)
  • Voorzitter van Minoteries du Katanga (tot 1955)
  • Vicevoorzitter van Sogechim (tot 1955)
  • Bestuurder van de Société minière du Bécéka (tot 1955)
  • Bestuurder van Ciments du Congo (tot 1955)
  • Bestuurder van Compagnie foncière du Katanga (tot 1955)
  • Bestuurder van Société belge industrielle et minière du Katanga (Simkat) (tot 1955)
  • Bestuurder van Trabeka (tot 1955)
  • Bestuurder van Sogelec (tot 1955)
  • Bestuurder van Sogefor (tot 1955)
  • Bestuurder van Mercantile Marine Engineering and Graving Docks (tot 1955)


Hij was ook stichtend lid van de Cercle gaulois de Bruxelles (1913) en voorzitter van de Cercle des Chevronnés de l'U.M.H.K. (1956).

Onderscheidingen

De Belg Edgar Sengier kreeg hiervoor als eerste niet-Amerikaan de hoogste burgerlijke medaille, het Legioen van Verdienste (1946), op aanbeveling van Leslie Groves. Later werd hij onder andere nog:

  • Ridder Commandeur in de Orde van het Britse Rijk
  • Commandeur in het Legioen van Eer
  • Grootofficier in de Leopoldsorde
  • Commandeur in de Kroonorde
  • Grootofficier in de Orde van de Leeuw

De Generale Maatschappij van België (Frans: Société Générale de Belgique) was een belangrijke Belgische holding en investeringsmaatschappij. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Generale_Maatschappij_van_Belgi%C3%AB)


Het begin

De Generale Maatschappij werd met staatswaarborg in december 1822 opgericht door koning Willem I onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden als de Algemeene Nederlandsche Maatschappij ter Begunstiging van de Volksvlijt. Deze maatschappij had als doel de groei van de welvaart in de zuidelijke gewesten van het land te stimuleren. Koning Willem I stond het Zoniënwoud (toen nog ca. 10.000 ha groot) op 22 augustus 1822 af aan deze nieuw opgerichte maatschappij, die in de jaren tot 1836 bijna 60 procent ervan verkocht voor ontginning. De resterende 4.400 hectare kwamen in 1843 weer in handen van de Belgische staat en zijn tot heden bewaard.

Voor meer achtergrond informatie lees het volgende artikel in De Nieuwe Media in de volgende link, waarin daarover onder meer letterlijk het volgende staat geschreven:

HET " WERELDWIJDE FEODALISME" VANUIT HET 'NOOIT BESTAANDE NEDERLAND' VANUIT DE IN LONDEN OPGERICHTE 'BENELUX-UNIE' VIA DE 'EUROPESE-UNIE' IS BIJ DE "MARIA TEN-HEMELOPNEMING" VAN 15 AUGUSTUS 2024 BEËINDIGD

16-08-2024

BELGIË IS OP GROND VAN HET VERDRAG VAN LONDEN VAN 19 APRIL 1839 "GRONDWETTELIJK VERPLICHT" OM DE DEUREN VAN DE BENELUX-UNIE, DE EUROPESE UNIE EN DE NAVO IN BRUSSEL TE SLUITEN EN TE VERZEGELEN.


HET " WERELDWIJDE FEODALISME" VANUIT HET 'NOOIT BESTAANDE NEDERLAND' VANUIT DE IN LONDEN OPGERICHTE 'BENELUX-UNIE' VIA DE 'EUROPESE-UNIE' IS BIJ DE "MARIA TEN-HEMELOPNEMING" VAN 15 AUGUSTUS 2024 BEËINDIGD.


Door: Ad van Rooij

Na zijn huwelijk op 25 april 1867 met prinses Maria van Hohenzollern-Sigmaringen, dochter van Karel Anton van Hohenzollern-Sigmaringen en zuster van Carol I van Roemenië, installeerde Filips van België (1837-1905), samen met zijn vrouw, zich in Brussel in het Paleis van de Graaf van Vlaanderen. Ze bouwden ook Kasteel Les Amerois als buitenverblijf bij Bouillon. Daarnaast beschikte het paar nog over verschillende andere verblijven: de Villa Haslihorn aan het Vierwoudstrekenmeer in Centraal-Zwitserland en een jachtverblijf, Postelse Hofstede, dat hij in 1858 had laten bouwen waar hij 4.550 ha gronden bezat (aansluitend bij de Retiese Aart die zijn vader in 1840 had verworven). Filips was in tegenstelling tot zijn broer Leopold een groot liefhebber van de jacht. In 1886 schoot hij twee wolven op zijn domein Les Amerois, maar over het algemeen verkoos hij de jacht op klein wild.

Hiermee hebben wij tevens een verklaring, waarom koning Leopold III van België (zie foto) op de avond van 6 juni 1944, de eerste dag van de geallieerde landing in Normandië, op het Kasteel van Laken op bevel van keizer Wilhelm II van het Heilige Roomse Rijk van zijn Duitse bewakers te horen heeft gekregen dat hij daags erop naar Duitsland wordt gedeporteerd. Intussen kon Karel van België (de jongere broer van Leopold III) vanaf 20 september 1944 als Regent van België worden aangesteld onder dictatoriale aansturing van de Pruisische koning en Duitse Keizer Wilhelm II (1888-1941) vanuit het Sticht Utrecht (zie foto) vanuit hetzelfde Huis Hohenzollern als waarvan (vanuit de zijtak Hohenzollern-Sigmaringen) prins was.

Daarom moest koning Leopold III tien dagen later met zijn familie vanaf 1 oktober 1944 tot 22 juli 1950 (5,5 jaar lang) worden verbannen naar Pregny in Zwitserland, gelegen nabij Genève in Zwitserland. Dit omdat het grond-gebied vanaf 1815 tot de Belgische Revolutie in 1830 hoorde bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onder koning Willem I, die evenals zijn opvolgers geen recht hadden op het dragen van de titel van graaf van Vlaanderen na het op 19 april 1839 gesloten Verdrag van Londen. Dit des te meer het graafschap Vlaanderen vanaf 1795 is opgehouden te bestaan. Eerdere graven van Vlaanderen waren afkomstig uit Huis Habsburg-Lotharingen (1780-1797), Huis Habsburg (1713-1780), Huis Bourbon (170-1713), Huis Habsburg (1482-1700), Huis Valois-Bourgondië (1405-1482).


Voor meer achtergrond informatie lees het volgende artikel in De Nieuwe Media in de volgende link, waarin daarover onder meer letterlijk het volgende staat geschreven:

OOST-CONGO: DE VRESELIJKE OORLOG WAAR HET WESTEN ZIJN OGEN VOOR SLUIT!

24-08-2024

Bron afbeelding: https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2023/03/01/oost-congo-de-vreselijke-oorlog-waar-het-westen-zijn-ogen-voor-sluit/
Bron afbeelding: https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2023/03/01/oost-congo-de-vreselijke-oorlog-waar-het-westen-zijn-ogen-voor-sluit/

GESCHRIFT DER OPENBARING

Om als "dictator" vanuit het departement de Twee Neten voor de Vrijstaat van de Nederlandse koning Willem-Alexander in de toekomst te kunnen blijven werken, heeft Bart de Wever (N-VA) na de Vlaamse verkiezingen van 9 juni 2024 Matthias Diependaele (N-VA) als Vlaams formateur aangewezen om samen met N-VA, cd&v en VOORUIT een nieuwe "ongrondwettelijke" Vlaamse regering te vormen onder Matthias Diependaele als Vlaams minister-president. Dit omdat zijn grootvader Renaat Diependaele tijdens de Duitse bezetting in augustus 1942 door het Vlaamsch Nationaal Verbond (opgericht door Staf Declercq die onder zijn leiding collaboreerde met de nazibezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog en die na zijn overlijden is opgevolgd door Hendrik Elias) werd benoemd tot oorlogsburgemeester van Erwetegem. Na de Bevrijding werd hij korte tijd geïnterneerd, maar niet veroordeeld. In 1949 was hij politiek actief bij de Vlaamse Concentratie. Na de oprichting van de Volksunie in 1954 trad hij toe tot de partij en bouwde hij de partijwerking van het arrondissement Aalst-Oudenaarde. In 1961 werd hij verkozen tot lid van de Belgische Senaat voor het arrondissement Aalst-Oudenaarde en vervulde dit mandaat tot in 1965. In 1965 raakte hij niet herkozen als rechtstreeks verkozen senator voor Aalst-Oudenaarde maar wel als provinciaal senator voor Oost-Vlaanderen. In 1968 werd hij gecoöpteerd senator, tot in 1971. In 1971 werd hij opnieuw rechtstreeks verkozen senator voor het arrondissement Aalst-Oudenaarde en zetelde tot in 1974. In de periode december 1971-maart 1974 had hij als gevolg van het toen bestaande dubbelmandaat ook zitting in de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap.

De Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap was van 1971 tot 1980 de voorloper van het Vlaams Parlement. Hij werd opgericht door de grondwetsherziening van 24 december 1970. Op 1 oktober 1980 werden zijn bevoegdheden overgenomen door de Vlaamse Raad. De Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap was een "illegale" niet rechtstreeks verkozen organisatie, samengesteld uit de Nederlandstalige Kamerleden en Senatoren die hun vestigingsplaats in Brussel hadden om op deze wijze later (na de "ongrondwettige" splitsing van België) daarmee Brussel als hoofdstad te kunnen opeisen. Het steunde de kandidatuur van Mechelen om daarmee ook de zetel van het Aartsbisdom Mechelen-Brussel te kunnen opeisen, om daarmee een "totalitaire dictatoriale" macht over de Rooms-Katholieke kerk te kunnen verkrijgen. Daarom vonden alle plenaire vergaderingen van de Cultuurraad plaats in het halfrond van de Kamer van volksvertegenwoordigers en maakte om die reden ook gebruik van de commissiezalen en de infrastructuur van de Kamer voor zijn commissievergaderingen. De Cultuurraad werd vanaf 21 oktober 1980 tot juli 1984 opgevolgd door de Vlaamse Raad, wat op haar beurt in 1995 (15 jaar later) werd opgevolgd door het "ongrondwettige" Vlaams Parlement.

Na de revolutie van 1830 werd het bedrijf Belgisch (Societé Générale de Belgique). Vanaf toen tot de oprichting van de Nationale Bank van België in 1850 fungeerde de Generale Maatschappij ook als nationale bank. Van 1835 had de Generale Maatschappij evenwel concurrentie van de Banque de Belgique. Beide banken domineerden de Belgische financiële markt tot deze laatste verdween in 1876 en 1885.

Hoogtepunt

In de begintijd investeerde de Generale Maatschappij (GM) veel in (spoor) wegen en kanalen. Naar aanleiding van de beurscrash van 1929 werden de bankactiviteiten in 1934 afgesplitst in de Generale Bank (nu: BNP Paribas Fortis). De GM bleef wel de belangrijkste aandeelhouder van de Generale Bank.

Op het toppunt van haar macht, rond de Tweede Wereldoorlog, controleerde GM zo'n 800 van de grootste ondernemingen in België en Congo. Dat was equivalent aan ongeveer 40% van het Belgische industriële patrimonium. De invloed van de holding op de politiek en sociaal terrein was bijzonder groot en "GM was een staat binnen de Belgische staat". Het Comité Intérieur Colonial controleerde vanuit Brussel de Congolese belangen van de groep.

BNP Paribas S.A. is een van de grootste bankgroepen ter wereld. Het hoofdkantoor van de van oorsprong Franse bank staat in Parijs. De bank vloeit voort uit onder meer de oude Bank van Parijs en de Nederlanden en ontstond in 2000 door de fusie tussen Banque Nationale de Paris en Paribas.

Einde

Overnamepoging de Benedetti. Een van de grote economische verhalen van België kwam ten einde in 1988. De Italiaanse zakenman Carlo de Benedetti had in alle stilte 17% van de aandelen van de Generale Maatschappij van België (GM) gekocht en hij wilde een bod op alle aandelen GM doen. De GM had op dat moment nog steeds een groot maatschappelijk belang. Tegen de tweede helft van de twintigste eeuw had GM ongeveer 1200 dochters over heel Europa, en was net begonnen met bedrijven op te kopen in China, tien jaar voor de rest van de wereld het land ontdekte. Er is becijferd dat één derde van het Belgische bedrijfsleven verstrengeld was in de GM.

GM had echter haar aandeelhouders verwaarloosd. Slechts 6 à 7% van de uitstaande aandelen waren in vaste handen (voornamelijk bij de koninklijke familie en een paar grote banken). De managers waren ingenieurs verbonden aan de Université catholique de Louvain (UCL). Het dividendbeleid van de onderneming was mager en de koers van het aandeel lag met 2800 BEF (69,40 euro) fors onder de intrinsieke waarde van 10000 BEF (250 euro) per aandeel.

De Benedetti was aangetrokken door de lage beurskoers van GM. Hij kocht op de beurs aandelen en bouwde een minderheidsbelang op in GM. Op zondag 17 januari 1988 bracht De Benedetti een bezoek aan René Lamy, gouverneur van de GM. Hij had een doosje pralines mee, en kondigde zijn voornemen aan om een openbaar bod uit te brengen op alle aandelen van de GM. Lamy viel van zijn stoel en belde naar de koning, de eerste minister en naar Walter Van Gerven (was een Belgisch advocaat, rechtsgeleerde, hoogleraar en advocaat-generaal bij het Europees Hof van Justitie), toen voorzitter van de bankcommissie. Het Belgische economische establishment kwam in verzet tegen deze ongewenste overname en zocht een vriendelijk gezinde partij die de aanval van de Italiaan zou helpen afslaan.

Maurice Lippens, toenmalig voorzitter van de raad van bestuur van de Generale Bank (GB), een van de dochters van de GM, had een constructie opgezet om de plannen van De Benedetti te doen mislukken. De raad van bestuur van de GM zou een kapitaalverhoging van 100% uitschrijven, om zo het belang van De Benedetti te verwateren (een gifpil). Het geld kwam van de GB, die een lening van drie miljard BEF toestond aan Sodecom en Sodecom schreef in op alle aandelen in de kapitaalverhoging. Zo ontstond de absurde en vennootschapsrechtelijk incestueuze situatie dat Sodecom, die 100% eigendom is van de GM, zelf 50% eigenaar wordt van de GM. Op deze manier is in één nacht het maatschappelijk kapitaal van de GM verdubbeld van drie naar zes miljard BEF. Het belang van De Benedetti in GM daalde op slag van 17% naar 8,5%. Op maandag werd het openbaar bod gepubliceerd. Op dinsdag was het aandeel van GM al gestegen van 2800 BEF (69,40 euro) naar 8000 BEF (200 euro). Oorspronkelijk had De Benedetti ongeveer 9,96 miljard BEF (246 miljoen euro) moeten betalen voor alle aandelen van de GM. Door deze koersstijging en door de kapitaalverhoging zou De Benedetti nu zomaar eventjes 21,97 miljard BEF (544 miljoen euro) op tafel moeten leggen.

Ondertussen was de premier druk op zoek naar een andere overnemer en die vond hij bij Compagnie de Suez. Suez was toen nog een relatief kleine Franse onderneming. Dankzij de steun van een aantal financiële instanties slaagde Suez op 14 april 1988 erin GM over te nemen en De Benedetti moest afdruipen.

Suez en de ontmanteling van de groep

Suez verwierf in 1988 een meerderheidsbelang van bijna 60% in GM. In 1998 bracht de Franse groep, intussen omgedoopt tot Suez Lyonnaise des Eaux, een vrijwillig ruilbod uit op de overige 40% van de aandelen. Suez Lyonnaise kreeg hiermee bijna alle aandelen in handen en het aandeel van GM werd van de beurs gehaald. In december 1999 bracht het een verplicht uitkoopbod uit op de 0,6% GM-aandelen die ze nog niet bezat. Suez-Lyonnaise slaagde hierin en met alle aandelen in handen hoefde Suez Lyonnaise geen openbare aandeelhoudersvergaderingen voor GM meer te organiseren. De Generale was in feite een nutteloze schakel tussen Suez en de 'interessante' bedrijven Tractebel en Electrabel geworden. In 1999 was Suez voor 100% eigenaar van Tractebel geworden en op 31 oktober 2003 ten slotte fuseerde Tractebel met de Generale Maatschappij tot Suez-Tractebel NV. Die vrijdag was de juridische sterfdatum van de Generale Maatschappij van België.

Na de overname heeft Suez heel wat dochters van de GM moeten verkopen om haar reusachtige leningen terug te betalen. Suez heeft in feite hetzelfde gedaan als De Benedetti van plan was, de ontmanteling van het conglomeraat. Slechts een paar belangrijke vennootschappen, zoals de Société Maritime de Belgique, zijn in Belgische handen gebleven. Suez hield in de jaren 90 ook nog een aandelenbelang van 30% in de Generale Bank, maar op 17 mei 1998 kocht Fortis deze aandelen en werd de Generale Bank een onderdeel van Fortis.

Voor meer achtergrond informatie lees het volgende artikel in De Nieuwe Media in de volgende link, waarin daarover onder meer letterlijk het volgende staat geschreven:

APOSTEL AD VAN ROOIJ VRAAGT HET AAN EUROCOMMISSARIS DIDIER REYNDERS VAN JUSTITIE "PERSOONLIJK"

10-01-2024

Hoe de toekomst van Didier Reynders en Pierre Wunsch verbonden zijn: Vivaldi komt samen om benoemingspuzzel te leggen.


Na de oorlog ging de Belg Edgar Sengier er prat op dat hij als een soort 'helderziende' het erts in veiligheid had gebracht voor de vrije wereld, maar meer dan vage aanwijzingen van een mogelijke militaire toepassing kan hij in 1939 niet gehad hebben.

Amerikaanse belangstelling

In juni 1940 werd de Belg Edgar Sengier gepolst door leden van een Amerikaanse adviesraad voor uranium, die was opgericht nadat een aantal natuurkundigen, onder wie Albert Einstein, de aandacht van president Franklin Roosevelt (Democratische Partij) op de mogelijkheid van een nucleair wapen hadden gevestigd.

Dat eerste contact leverde niet meteen een akkoord op, maar de Belg Edgar Sengier had begrepen dat hij aan zijn 'waardeloze' uranium misschien toch meer kon verdienen dan anderhalve dollar per kilogram, de marktprijs in 1939. Hij liet een deel van de resterende stock uit Shinkolobwe ophalen. Dat was nog eens 1.100 ton. Hij sloeg zijn pekblende op in openlucht, in tweeduizend stalen vaten in Port Richmond op Staten Island, een deel van de haven van New York. Die bleven daar, tot zijn groot verdriet, lange tijd onaangeroerd staan.

De ontwikkeling van de Amerikaanse atoombom kwam pas op dreef nadat de Verenigde Staten zelf in de oorlog waren gestapt, na de Japanse aanval op Pearl Harbor. (veroorzaakt door Nederland!).

Onder leiding van de energieke generaal Leslie Groves ontstond een geweldige onderneming, toegedekt onder de neutrale naam 'Manhattan Engineering District', om atoomwapens te ontwikkelen. Groves en zijn mannen dachten eerst dat ze bom konden maken met Amerikaans en Canadees uranium, maar die voorraad was akelig klein.


Jozef Albert de Vleeschauwer van Braekel (Nederbrakel , 1 januari 1897 – Kortenberg, 24 februari 1971) was een Belgisch politicus voor de Katholieke Partij en de CVP, die onder meer minister was.

Vroege carrière

De Vleeschauwer studeerde na drie jaar oorlogsdienst af aan de Katholieke Universiteit Leuven als doctor in de rechten en licentiaat thomistische filosofie.

In 1922 schreef hij zich als advocaat in bij de balie van Leuven en ging wat later ook voor de studiedienst van de Belgische Boerenbond werken, waar hij in 1926 de leiding van nam. Hij werd aan het Landbouwinstituut tot docent benoemd en werd in 1928 hoogleraar handelsrecht. Ook was hij actief in de Katholieke Vlaamsche Landsbond en werd hij in 1931 binnen het Vlaams Economisch Verbond voorzitter van de Commissie ter Bevordering van de Vlaamse Handel met de Scandinavische Landen.

Voor de Katholieke Partij en daarna de CVP was hij van 1932 tot 1961 lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers voor het arrondissement Leuven. In 1936 werd hij lid van het voorlopige en in 1937 van het definitieve directorium van de Katholieke Vlaamse Volkspartij. Ook was hij betrokken bij de besprekingen die het KVV met het Vlaamsch Nationaal Verbond voerde.

Van mei 1938 tot februari 1939 was hij minister van Koloniën in de Regering-Spaak I. Vanaf april 1939 was hij opnieuw minister van Koloniën in de regering-Pierlot II. Hij behield deze functie tot in februari 1945. In het kabinet-Pierlot in ballingschap in Londen cumuleerde hij de portefeuille Koloniën, van 1940 tot 1942 met die van Justitie en van 1942 tot 1944 met die van Openbaar Onderwijs. In september 1944 was hij in Londen medeondertekenaar van de eerste douaneovereenkomst van de Benelux.

Toen Leslie Groves het verhaal van de tweeduizend vaten op Staten Island hoorde, aarzelde hij niet. Hij kocht ze meteen op en begon aan onderhandelingen voor volgende leveringen en een eventuele heropening van de mijn in Shinkolobwe, op basis van puur commerciële contracten.

De Belgische regering – die toen in Londen zat - werd daar volledig buiten gehouden. De Belgische minister van Koloniën Albert De Vleeschauwer begon wel onraad te ruiken, want de kolonie exporteerde uranium met vergunningen die "bij hoogdringendheid' ter plaatse waren afgeleverd door gouverneur-generaal Pierre Ryckmans, zonder zijn toestemming.

Het uraniumcontract met de Belgische regering

Het duurde tot in de lente van 1944 eer de Belgische ministers bij de zaak werden betrokken. Dat was nodig omdat de Belg Edgar Sengier het spel wat te hoog begon te spelen.

Hij had bijna alles wat hij aan uranium bezat intussen verkocht. Voorlopig tekende hij geen nieuwe contracten meer. Omdat hij de 'reuk' van een goede naoorlogse markt voor uranium in de neus had gekregen, beweerden de Britten. Omdat hij zich als individu niet mocht engageren voor een 'nationale uitverkoop', schreef hij zelf.

Midden 1942 ondertekende de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak (tweede van links zittend) met zijn Britse collega Anthony Eden (rechts van hem) akkoorden over economische en militaire samenwerking. De grondstoffen uit Congo waren daarin belangrijk, maar van uranium was geen sprake.

En zo begonnen de onderhandelingen over een groot, langlopend uraniumcontract in Londen. Er was haast bij, lieten de Amerikanen weten. Ze suggereerden dat de constructie van de bom op het spel stond. Een van de Belgische onderhandelaars, minister van Financiën Camille Gutt, keek dwars door die bluf heen. Hij wist dat er intussen meer dan genoeg uranium naar Amerika was verscheept voor het militaire project.


Camille Gutt, geboren Camille Guttenstein (Brussel, 14 november 1884 - aldaar, 7 juni 1971) was een Belgisch econoom en minister. Hij promoveerde tot doctor in de rechten en licentiaat in de politieke en sociale wetenschappen. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Camille_Gutt)

Hij werd geboren als de zoon van Max Guttenstein en Marie-Paule Schweitzer. Vader Guttenstein (Gutštejn) had de Oostenrijks-Hongaarse nationaliteit en was afkomstig uit Neu Zedlisch (Nové Sedliště) in het huidige Tsjechië. In 1877 kwam hij naar België en verwierf in 1886 de Belgische nationaliteit. Zijn moeder Marie-Paule kwam van Bischwiller in de Elzas.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werkte Camille Gutt voor Georges Theunis. Hij was na de oorlog secretaris-generaal van de Belgische delegatie bij de Commissie voor Herstelbetalingen in Parijs en kabinetschef van eerste minister Georges Theunis.

Hij was extraparlementair minister van Financiën in 1934-1935 (regering Theunis) en 1939-1945 (regering Pierlot).

Tijdens de Tweede Wereldoorlog

In 1940 was Gutt een van de weinige ministers die na de Franse nederlaag wilden doorvechten aan de zijde van de Engelsen. Hij vluchtte begin augustus 1940 naar Londen en vormde samen met de minister van Koloniën, Albert de Vleeschauwer, een voorlopige regering in ballingschap, die eind oktober 1940 werd uitgebreid met Hubert Pierlot en Paul-Henri Spaak.

Gutt maakte keuzes om de regering van Londen overeind te houden. Zo koos hij er onder andere voor om Belgisch-Congo te dwingen om leningen toe te staan, terwijl hij in Londen kon beschikken over het grootste deel van "het goud" van de Nationale Bank. Dat laatste stelde hij liever ter beschikking van de Britten.

In het oorlogskabinet Pierlot was Gutt minister van Financiën, Landsverdediging, Economische Zaken en Verkeerswezen in 1940-1942, van Financiën en Economische Zaken in 1942-1943 en van Financiën in 1943-1944. Hij was een groot voorstander van een eigen Belgische gevechtseenheid in Engeland en voerde daartoe onder andere de dienstplicht in.

In zijn privé-briefwisseling met onder anderen Georges Theunis toonde Gutt zijn onvrede over koning Leopold III. Hij vond dat België alles moest doen om diens "schandelijke" gedrag in mei 1940 (dat wil zeggen bij de capitulatie van het Belgische Leger) te doen vergeten. Vanaf 1943 vatte hij de voorbereiding aan van de financiële ordening van België na de bevrijding.

Na de oorlog

Na de oorlog was hij verantwoordelijk voor de in België doorgevoerde geldsanering. Deze muntsaneringsoperatie had als doel de geldhoeveelheid in te krimpen en de prijzen te stabiliseren. Gelden werden uit omloop genomen en de bank deposito's, zicht- en termijnrekeningen werden geblokkeerd. De tijdelijk onbeschikbare fondsen werden in 1949 vrijgegeven, terwijl de definitief geblokkeerde bedragen vanaf de jaren vijftig in schijven werden teruggegeven. Deze muntsaneringsoperatie werd bekend onder de naam Operatie Gutt.

In 1945 werd hij benoemd tot minister van Staat en werd later geassocieerd bestuurder van de Bank Lambert. In 1946 werd hij de eerste president-directeur-generaal van het Internationaal Monetair Fonds.

In 1971 publiceerde hij zijn oorlogsherinneringen: La Belgique au carrefour (1940-1944) (Parijs: Fayard, 189 p.). Hij beschrijft er anekdotisch zijn belevenissen tussen 10 mei en 9 augustus 1940, zijn onderhandelingen met de Britten en de Amerikanen over het Belgische goud en uranium (New York 1941 en 1943), zijn rol bij het creëren van de Benelux (1945) en uiteraard bij het bedenken van de operatie Gutt (1945).

Privé

Guttenstein trouwde in 1906 met Claire Frik, die later op de 100 m vrije slag wereldrecordhoudster zwemmen werd en in 1912 als eerste Belgische vrouw deelnam aan de Olympische Spelen.

Tussen 1940 en 1944 leefde hij noodgedwongen gescheiden van zijn vrouw, die in Brussel was achtergebleven. Twee zoons overleefden de oorlog niet. Jean-Max Gutt verongelukte in 1941 tijdens zijn opleiding als oorlogspiloot in Engeland. François Gutt sneuvelde in 1944 bij de invasie van Normandië. Alleen Étienne Gutt leefde verder, en na als officier bij de luchtmacht aan de oorlog te hebben deelgenomen, werd hij professor aan de ULB en eindigde zijn carrière als voorzitter van het Grondwettelijk Hof. Hij overleed in 2011.

Gutt koesterde na de oorlog onverzoenlijke anti-Duitse gevoelens, mede gevoed door de manier waarop de oorlog zijn familie had geteisterd.


Waar de Amerikanen echt op uit waren was volledige controle over de uraniummarkt. De Belgische ministers schrokken zich dood toen ze het eerste ontwerpcontract onder ogen kregen: België zou 'voor onbepaalde tijd' uranium moeten leveren tegen een vriendenprijs.

Albert de Vleeschauwer vreesde dat hij veroordeeld zou kunnen worden voor hoogverraad als hij dat tekende. Na bitse onderhandelingen werd het een contract voor tien jaar, waarbij België bovendien zou kunnen genieten van de civiele toepassingen van de nucleaire wetenschap.

Het contract was nog niet getekend toen de Belgische regering zich begin september 1944 klaarmaakte om van Londen naar Brussel terug te keren. Het bleek ineens onmogelijk om een vliegtuig te vinden. De Amerikaanse ambassadeur wilde de Belgen "niet laten vertrekken" voor ze het uraniumakkoord ook echt getekend hadden.


Eerst moest de Belgische koning Leopold uit België worden verbannen vanwege zijn politiek testament van 25 januari 1944

Op 25 Januari 1944 schreef koning Leopold III zijn "politiek testament" kort na deze mislukte poging tot verzoening. In dat testament eiste Koning Leopold III dat het door de Belgische Federale Regering moest worden gepubliceerd in het geval hij niet in België zou zijn als de geallieerde troepen arriveerden. In dit politieke testament heeft koning Leopold III onder meer letterlijk het volgende geschreven:

Hiermee hebben wij tevens een verklaring, waarom koning Leopold III van België (zie foto) op de avond van 6 juni 1944, de eerste dag van de geallieerde landing in Normandië, op het Kasteel van Laken op bevel van keizer Wilhelm II van het Heilige Roomse Rijk van zijn Duitse bewakers te horen heeft gekregen dat hij daags erop naar Duitsland wordt gedeporteerd. Intussen kon Karel van België (de jongere broer van Leopold III) vanaf 20 september 1944 als Regent van België worden aangesteld onder dictatoriale aansturing van de Pruisische koning en Duitse Keizer Wilhelm II(1888-1941) vanuit het Sticht Utrecht (zie foto) vanuit hetzelfde Huis Hohenzollern als waarvan (vanuit de zijtak Hohenzollern-Sigmaringen) prins was.

Daarom moest koning Leopold III tien dagen later met zijn familie vanaf 1 oktober 1944 tot 22 juli 1950 (5,5 jaar lang) worden verbannen naar Pregny in Zwitserland, gelegen nabij Genève in Zwitserland. Dit omdat het grondgebied vanaf 1815 tot de Belgische Revolutie in 1830 hoorde bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onder koning Willem I, die evenals zijn opvolgers geen recht hadden op het dragen van de titel van graaf van Vlaanderen na het op 19 april 1839 gesloten Verdrag van Londen. Dit des te meer het graafschap Vlaanderen vanaf 1795 is opgehouden te bestaan. Eerdere graven van Vlaanderen waren afkomstig uit Huis Habsburg-Lotharingen (1780-1797), Huis Habsburg (1713-1780), Huis Bourbon (170-1713), Huis Habsburg (1482-1700), Huis Valois-Bourgondië (1405-1482).

Voor meer achtergrond informatie lees het volgende artikel in De Nieuwe Media in de volgende link, waarin daarover onder meer letterlijk het volgende staat geschreven:

DE MEER DAN 90 JAAR LANG GESUBSIDIEERDE "ARSEENZUUR" VERGIFTIGING VANUIT NEDERLAND EN BELGIË IS FATAAL VOOR ALLE ACHT MILJARD WERELDBEWONERS!

04-12-2023

ALLE 300 HIERVOOR BESTUURLIJK VERANTWOORDELIJKE VOLKSVERTEGENWOORDIGERS IN NEDERLAND EN BELGIË KNIJPEN VANAF 1933 HIERVOOR HUN OGEN DICHT EN HEBBEN AAN DEZE "ARSEENZUUR" VERGIFTIGING VAN ALLE ACHT MILJARD WERELDBEWONERS ONDER DE DEKMANTEL VAN "DUURZAAMHEID" AL HONDERDEN MILJARDEN EURO'S VAN ONS BELASTINGGELD (AAN INNOVATIE EN SUBSIDIE) UITGEGEVEN.


De grote haast van de Amerikanen kwam voort uit hun obsessie met de schaarste van uranium op wereldschaal. Een nodeloze bezorgdheid, bleek achteraf, toen het erts op veel plaatsen begon op te duiken.

Met de bonus van de 'civiele toepassingen' (lees: vreedzaam gebruik van kernenergie) liep het uiteindelijk nog mis. In de zomer van 1946 keurde het Amerikaanse Congres een wet goed die de uitwisseling van wetenschappelijke informatie over nucleaire toepassingen zonder meer verbood, tot er genoeg garanties waren dat ze niet voor militaire doelen gebruikt zou worden. Het zou nog tien jaar duren voor de eerste onderzoeksreactor in het Studiecentrum van Mol werd opgestart. (PS SCK in Mol gaat radioactief afval recycleren, installatie moet in 2026 klaar zijn. Dit is radioactief afval verdund verspreiden).

Maar dat alles speelde natuurlijk geen rol toen Paul Tibbets Little Boy uit de Enola Gay liet vallen. Voor diens lading had inderdaad het winkeltje van de Belg Edgar Sengier gezorgd, tegen een gemiddelde prijs van 2,25 dollar per kilogram erts, een leuk eind boven de marktprijs van 1939. Een 'simpel' handelscontract, onbelast door oorlogspathetiek, had daarvoor volstaan.

De brief van Einstein

In de zomer van 1939 ontving de Amerikaanse president Franklin Roosevelt (Democratische Partij) een brief van de wereldberoemde natuurkundige Albert Einstein, die toen al enkele jaren in de Verenigde Staten verbleef. Daarin werd gewezen op het strategisch belang van uranium.

De brief legde uit dat er op basis van uranium wel eens zeer krachtige bommen konden worden ontwikkeld en wees erop dat Duitsland alle export van uraniumerts had verboden. Er staat ook uitdrukkelijk in dat Belgisch-Congo over de grootste uraniumvoorraad beschikt.

De brief kwam er op voorstel van de Hongaarse fysicus Leo Szilard. Die was net als Einstein een overtuigd tegenstander van de nazi's en dacht al jaren aan de mogelijkheid van kernenergie. Hij vreesde dat nazi-Duitsland kernwapens zou gaan ontwikkelen.

Szilard had Einstein opgezocht omdat hij wist dat er een grote voorraad uraniumerts lag in de fabriek van de Union Minière in Olen. Hij was bang dat de Duitsers die voorraad zouden weghalen als ze ooit België zouden binnenvallen.

Omdat Albert Einstein de Belgische koningin-moeder Elisabeth persoonlijk kende, vroeg Leo Szilard hem aanvankelijk om Elisabeth een brief te sturen om op dat gevaar te wijzen. Einstein vond dat geen goed idee, maar uiteindelijk wilde hij wel de Amerikaanse president aanschrijven.

De grotendeels door Leo Szilard opgestelde brief van Einstein had effect. Niet dat de Amerikanen daardoor een atoombom zijn gaan ontwikkelen, zoals wel eens beweerd is. Er kwam wel snel een adviesraad voor uranium, die de handel en de voorraden van dit strategisch materiaal scherp in het oog hield.

Het uraniumerts in Olen – meer dan duizend ton – raakte door de bezetting van België dan toch in Duitse handen. De Duitsers hebben het grootste deel ervan opgeëist, maar wel tegen betaling. De Union Minière heeft dus tijdens de oorlog aan beide kampen uranium verkocht - zij het misschien tegen haar zin. Op het einde van de oorlog vonden de Amerikanen dit uraniumerts grotendeels terug in een Duitse zoutmijn.

Het Manhattanproject was de naam van de zeer geheime operatie (van 1942 tot 1946), geleid door de Verenigde Staten, met de hulp van Canada en het Verenigd Koninkrijk. Met dit project konden de Verenigde Staten tijdens de Tweede Wereldoorlog de atoombom ontwikkelen.

Hieronder vindt U de Oorzaak van alle Oorlogen in de Wereld na 19 april 1839

Koning der Belgen

Tijdens de oprichting van het land België besloten de kiezers, gegroepeerd binnen het Nationaal Congres (zie foto), dat het politieke systeem van België een monarchie zou zijn, bij decreet nr. 4 van 22 november 1830, waarvan de tekst als volgt luidt.

"In naam van het Belgische volk,

Het Nationaal Congres van België verklaart dat het Belgische volk als

regeringsvorm de representatieve constitutionele monarchie onder een

erfelijke leider aanneemt. ".

De koning moest nog gevonden worden. Wij hebben direct besloten om het af te wijzen.

Zo besloot het Nationale Congres de Oranje-Nassau-dynastie uit te sluiten van elk vooruitzicht op terugkeer op de troon. Hier is decreet nr. 5 van 24 november 1830 (dit decreet werd bevestigd door een ander decreet nr. 49 van 24 februari 1831):

"In naam van het Belgische volk,

Het Nationaal Congres verklaart dat de leden van de familie Oranje – Nassau definitief zijn uitgesloten van alle macht in België. »

Dit decreet is nooit ingetrokken en daarom zou de familie Oranje-Nassau vandaag de dag nog steeds geen aanspraak kunnen maken op de Belgische troon, als ze die om de een of andere reden wel zouden claimen.

Bij decreet van 29 januari 1831 besliste het Nationaal Congres dat de titel die de koning zou dragen die van "Koning der Belgen" (is vanaf 21 juli 2013 koning Filip, zie foto) zou zijn en niet die van "Koning van België". Zo wilden de kiezers zich losmaken van de middeleeuwse opvatting van de koning als eigenaar van zijn koninkrijk. De koning is de koning van de burgers, aangezien zij hem op de troon riepen.

Hier is de tekst van decreet nr. 35 van 29 januari 1831 over de methode van proclamatie en aanvaarding van het staatshoofd:

"Het Nationaal Congres, Decreten:

Art. 1.
N… wordt uitgeroepen tot Koning der Belgen, op voorwaarde dat hij de grondwet aanvaardt zoals deze zal worden uitgevaardigd door het Nationaal Congres.

Art. 2.
Hij neemt pas bezit van de troon nadat hij in het Congres plechtig de volgende eed heeft afgelegd: "Ik zweer dat ik de grondwet en de wetten van het Belgische volk zal naleven, de nationale onafhankelijkheid en de integriteit van het grondgebied zal behouden. »

Op 3 februari 1831 besliste het Nationaal Congres, op basis van bovenstaand model, om Lodewijk – Charles – Philippe d'Orléans, hertog van Nemours, uit te roepen tot koning der Belgen (decreet nr. 40). Echter, gezien de weigering van koning Lodewijk – Filips om de kroon voor zijn tweede zoon te aanvaarden, wendde het Nationaal Congres zich tot een andere kandidaat en riep Z.K.H. 142 van 4 juni 1831 volgens de schets van het decreet van 29-01-1831. Prins Leopold (zie foto) legde op 21 juli 1831 de ambtseed af als Koning der Belgen.

Na de Belgische Revolutie kon het nieuwe België op 27 juni 1831, ondanks het scepticisme van de Conferentie van Londen, een tamelijk gunstig ontwerpverdrag bekomen van de mogendheden, bekend als het Verdrag der XVIII Artikelen. Het ontwerpverdrag was na veel discussie op 9 juli door het Nationaal Congres aanvaard en weinige dagen later op 21 juli 1831 had Leopold I de grondwettelijke eed als koning afgelegd. Willem I weigerde deze voorwaarden te aanvaarden en opende de vijandelijkheden. Van 2 tot 12 augustus 1831 vond de Tiendaagse Veldtocht plaats, die de kwetsbaarheid van het nieuwe koninkrijk onderstreepte.

Als gevolg hiervan werden nieuwe onderhandelingen opgelegd door de mogendheden, die heel wat minder gunstig waren voor België. Dit werd het Verdrag der XXIV Artikelen dat, opnieuw na heftige debatten, einde 1831 door het Belgisch parlement werd aanvaard. De mogendheden (Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Oostenrijk, Pruisen en Rusland) betuigden hun akkoord en zes partijen gingen op 15 november 1831 over tot ondertekening. Alleen Willem I verwierp het, met als gevolg dat de status quo behouden bleef en België in het feitelijk bezit bleef van geheel Limburg (met uitzondering van Maastricht - zie Blokkade van Maastricht) en geheel Luxemburg (met uitzondering van de Vesting Luxemburg in handen van Pruisen).

Op 14 maart 1838 liet Willem I aan de Conferentie in Londen weten dat hij zich nu toch bij het verdrag neerlegde. Hij had niet meer de illusie dat hij België nog zou kunnen herwinnen en hij kreeg in Nederland grote kritiek over de hoge kosten die het onderhouden van een leger-op-oorlogsvoet met zich meebracht. Leopold I en de Belgische regering probeerden nog de betwiste gebieden af te kopen, maar de mogendheden bleven onwrikbaar. Enkel over de staatsschuld en de Scheldetol werden de XXIV artikelen nog aangepast, de territoriale regeling bleef onveranderd. Na woelige, zelfs dramatische debatten in de Kamer, volgde op 19 maart 1839 de stemming: 59 Kamerleden stemden voor aanvaarding en 42 voor verwerping van het verdrag. Op 19 april 1839 volgde de ondertekening in Londen: Maastricht met Oost-Limburg en Oost-Luxemburg kwamen niet bij België. Andere gevolgen van het Verdrag waren:

  • België was nu internationaal erkend en werd ook door Nederland erkend.
  • De binnenlandse Belgische politiek werd voortaan niet meer beheerst door de solidariteit tegenover de vijand, het zogenaamde unionisme of tussen klerikalen en liberalen.
  • Het 'orangisme' had geen reden van bestaan op grond van het decreet nr. 5 van 24 november 1830 (dit decreet werd bevestigd door een ander decreet nr. 49 van 24 februari 1831), welke luidt: "In naam van het Belgische volk, Het Nationaal Congres verklaart dat de leden van de familie Oranje – Nassau definitief zijn uitgesloten van alle macht in. ». Dit decreet is nooit ingetrokken en tot op de dag van vandaag (5 juli 2024) Grondwettelijk nog steeds van kracht. Dit betekent dat alle na 19 april 1839 gesloten verdragen, waaronder het Benelux-Verdrag, het Handvest van de Verenigde Naties, de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en de Verdragen van de Europese Unie in strijd met de Belgische Grondwet van 7 februari 1831 tot stand zijn gekomen en derhalve ook nooit op Belgisch grondgebied gevestigd hadden mogen worden.

De Belgische regering-Lebeau (18 april 1840 – 13 april 1841) was enkel gevormd uit de volgende liberalen:

  • Joseph Lebeau (1794-1865), Minister Buitenlandse Zaken;
  • Charles Liedts (1802-1878), Minister Binnenlandse Zaken;
  • Mathieu Leclercq (1796-1889), Minister Justitie;
  • Edouard Mercier (1799-1870), Minister Financiën;
  • Gérard Buzen (1784-1842), Minister Oorlog;
  • Charles Rogier (1800-1885), Minister Openbare Werken;

Het zijn deze zes liberale ministers geweest, - die met de voorkennis en wetenschap dat zowel het hertogdom Brabant als ook het graafschap Vlaanderen vanaf 1795 definitief niet meer bestaan -, in strijd met het decreet nr. 5 van 24 november 1830 (dit decreet werd bevestigd door een ander decreet nr. 49 van 24 februari 1831), welke luidt: "In naam van het Belgische volk, Het Nationaal Congres verklaart dat de leden van de familie Oranje – Nassau definitief zijn uitgesloten van alle macht in. »., in 1840 op de volgende "valse misleidende gronden" het volgende hebben voorgesteld aan koning Leopold I der Belgen:

Door, ten gunste van de prinsen, zijn zonen, gebruik te maken van het recht dat hem wordt verleend door artikel 75 van de grondwet, zal Uwe Majesteit overwegingen van hoge orde gehoorzamen die door het publieke sentiment zullen worden gewaardeerd.

U zult in staat zijn, Sire, namen uit de geschiedenis te ontlenen die in de herinnering van de mensen leven; die, door de keten van tradities van het land te vernieuwen, aan de nieuwe monarchie, symbool en kracht van de nationale eenheid, de kracht van herinneringen aan een andere tijd zal hechten, en op hoofden die de Belgen dierbaar zijn, de glorie van het verleden zal verwarren met hoop voor de toekomst.

Met deze opvattingen in gedachten is het ontwerpdecreet opgesteld dat ik, in overeenstemming met mijn collega's, de eer heb ter goedkeuring van Uwe Majesteit voor te leggen, en dat aan de vermoedelijke opvolger van de Belgische kroon de titel van hertog van Brabant toekent. en aan prins Filip-Baudouin, die van graaf van Vlaanderen.

Ik ben met het diepste respect, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer nederige, zeer toegewijde en zeer trouwe dienaar. (s) LEBEAU."

Het Koninklijk Besluit van 16 december 1840 omvat de volgende 2 artikelen:

  • "Art 1. Onze geliefde zoon Prins Leopold-(...) zal de titel van hertog van Brabant aannemen. Deze titel zal in de toekomst altijd gedragen worden door de prins, de oudste zoon van de koning, en, bij zijn afwezigheid, door de prins, de oudste kleinzoon van de koning.
  • Art 2. Onze geliefde zoon Prins Filip-(...) zal de titel van graaf van Vlaanderen aannemen."

Op grond van dit door de hierboven genoemde zes liberale ministers op 16 december 1840 tot stand gebrachte Koninklijke Besluit (thans de politieke partijen: Open Vld, MR, Vivant, PFF, LDD) wordt vanaf 1840 de titel van hertog van Brabant (dat sinds 1795 niet meer bestaat), gecombineerd met andere titels gedragen door:

  • Leopold II, hertog van Brabant (1835- 1865) had geen voorganger, koning der Belgen (1865 -1909), huis van Saksen-Coburg en Gotha.
  • Marie Henriëtte van Oostenrijk, hertog van Brabant (1835-1865) had geen voorganger, koningin der Belgen (1865 -1909). Haar grootmoeder was Henriëtte van Nassau-Weilburg (1780-1857), was de zesde en jongste dochter van vorst Karel Christiaan van Nassau-Weilburg en prinses Carolina van Oranje-Nassau, dochter van prins Willem IV van Oranje-Nassau en prinses Anna van Hannover.
  • Leopold Ferdinand Elias Victor Albert Maria, hertog van Brabant (1865-1869), graaf van Henegouwen, hertog in Saksen, prins van Saksen-Coburg en Gotha,
  • Leopold III, hertog van Brabant (1909-1934) (PS: vanaf 1869-1909 is er geen hertog van Brabant geweest), hertog in Saksen, koning der Belgen (1934 -1951), huis van Saksen-Coburg en Gotha.
  • Boudewijn, hertog van Brabant (1934-1950), koning der Belgen (1951 -1993), huis van Saksen-Coburg en Gotha.
  • Filip, hertog van Brabant (1993-2013) (PS: vanaf 1950-1993 is er geen hertog van Brabant geweest), koning der Belgen (1934 -1951), huis van Saksen-Coburg en Gotha.
  • Elisabeth Thérèse Marie Hélène (2013-heden), hertogin van Brabant (1934-1950), prinses der Belgen, huis van Saksen-Coburg en Gotha.

Als compensatie voor de verdediging van Jeruzalem tegen de inval van de Egyptische sultan Saladin (1183/1184) werd de zoon van Godfried III, Hendrik I, door keizer Frederik Barbarossa in het landgraafschap Brabant tot hertog verheven en was daarmee de stichter van het huis Brabant. Na Godfried III kwam de titel hertog van Neder-Lotharingen bij de hertogen van Brabant en had in feite geen betekenis meer. Vanaf 1430 onder Filips II behoort de titel toe aan de heerser over de Nederlanden, een personele unie (qua omvang ten tijde van keizer Karel V, zie foto), in aanvang, graafschappen, heerlijkheden en hertogdommen. De laatste hertog van Brabant was Frans I de eerste erfelijke keizer van Oostenrijk en was als Frans II de laatste gekozen keizer van het Heilige Roomse Rijk.

In artikel 75 van de Belgische Grondwet van 7 februari 1831 staat letterlijk het volgende geschreven:

  • Hij heeft het recht brieven van adeldom te verlenen, zonder ooit enig voorrecht daaraan te mogen verbinden.

Het is niet de koning Leopold II en zijn opvolgende koningen Albert I, Leopold III, Boudewijn, Albert II en Filip die aan het door bovengenoemde zes liberale ministers op 16 december 1840 tot stand gebrachte Koninklijke Besluit (thans de politieke partijen: Open Vld, MR, Vivant, PFF, LDD) voorrecht hebben verbonden, maar het huis van Oranje-Nassau (en hun orangisme), omdat Marie Henriëtte van Oostenrijk, hertog van Brabant (1835-1865) koningin der Belgen (1865 -1909) een kleinkind was van haar grootmoeder Henriëtte van Nassau-Weilburg (1780-1857), de zesde en jongste dochter van vorst Karel Christiaan van Nassau-Weilburg en prinses Carolina van Oranje-Nassau, dochter van prins Willem IV van Oranje-Nassau en prinses Anna van Hannover.

Het graafschap Orange behoorde als enig deel van het oude koninkrijk Bourgondië sinds 1032 tot het Heilige Roomse Rijk, welke in 1163 door keizer Frederik Barbarossa in de rijksvorstenstand werd verheven. Een rijksvorst in het Heilige Roomse Rijk is een adellijke vorst, die zijn leen rechtstreeks van de Duitse koning had, die ook vaak de keizerstitel had. Het was dus een leenrechtelijke rijksonmiddelbaarheid, dat wil zeggen niet ondergeschikt aan een andere heer dan de keizer. Tijdens de Bourgondische tijd en onder de Habsburgse Nederlanden maakte het graafschap Vlaanderen deel uit van een personele unie van zelfstandige landsheerlijkheden.

René van Chalon (Breda, 5 februari 1519 – Saint-Dizier, 18 juli 1544), was vanaf 1530 prins van Oranje. graaf van Nassau en Vanden, heer van Breda en de Lek, heer van Corroy, Frasne en Chênemont. Als prins van Oranje was hij aan niemand onderdanig en in principe de gelijke van de Franse koning en de Duitse keizer. Hij was ook niet ondergeschikt aan de paus (en daarmee ook niet aan Jezus), dat waren slechts vazallen onder hem. Na de dood van koning-stadhouder Willem III in 1702 zou tot 1732 zowel het Huis Oranje-Nassau als het Huis Hohenzollern aanspraak op de titel maken. Volgens het Traktaat van Partage behielden beide Huizen echter het recht op de titel Prins van Oranje. Omdat koning-stadhouder Willem III na zijn dood geen wettige opvolger had, stierf de Bredase tak van Willem van Oranje uit en ging het huis Oranje-Nassau verder in de zogenaamde Friese tak, het Huis Nassau-Dietz, de nazaten van Willems broer Jan VI van Nassau-Dillenburg. Sindsdien stammen de leden van de Oranjefamilie in de vrouwelijke lijn meerdere keren van Willem van Oranje af; hij is in die zin de stamvader van de huidige Oranjes.

Met het Koninklijk Besluit van 16 december 1840 waarbij koning Leopold II der Belgen, hertog van Brabant (1835-1865) is benoemd, heeft de Bourgondische tijd vanuit een personele unie het huis Brabant zich voortgezet en was koning Willem I der Nederlanden de erfopvolger van Frans I de eerste erfelijke keizer van Oostenrijk, die als Frans II de laatste gekozen keizer van het Heilige Roomse Rijk was. België was (en is nog steeds) vanaf dat moment (1840-heden) een vazalstaat met "marionettenregeringen", die afhankelijk is van de opvolgende Nederlandse koningen / koninginnen: Willem I (1815-1840), Willem II (1840-1849), Willem III (1849-1890), Wilhelmina (1890-1948), Juliana (1948-1980), Beatrix (1980-2013) en Willem-Alexander (2013-heden). zijnde een land dat grondwettelijk nooit heeft bestaan.

Op grond van dit door de hierboven genoemde zes liberale ministers op 16 december 1840 tot stand gebrachte Koninklijke Besluit (thans de politieke partijen: Open Vld, MR, Vivant, PFF, LDD) wordt vanaf 1840 de titel van graaf van Vlaanderen (dat sinds 1795 niet meer bestaat), gecombineerd met andere titels gedragen door:

  • Filips van België, (1837 – 1905), Graaf van Vlaanderen had geen voorganger, Hertog van Saksen, Prins van Saksen-Coburg en Gotha (is derde zoon van koning Leopold I van België).
  • Karel (VI), (1903 - 1983), Graaf van Vlaanderen had geen opvolger, Prins van Saksen-Coburg en Gotha (is tweede zoon van Koning Albert I).

In artikel 75 van de Belgische Grondwet van 7 februari 1831 staat letterlijk het volgende geschreven:

  • Hij heeft het recht brieven van adeldom te verlenen, zonder ooit enig voorrecht daaraan te mogen verbinden.

Het is niet de koning Leopold II en zijn opvolgende koningen Albert I, Leopold III, Boudewijn, Albert II en Filip die aan het door bovengenoemde zes liberale ministers op 16 december 1840 tot stand gebrachte Koninklijke Besluit (thans de politieke partijen: Open Vld, MR, Vivant, PFF, LDD) voorrecht hebben verbonden, maar het huis van Oranje-Nassau (en hun orangisme), samen met het Hohenzollern. Na de dood van koning-stadhouder Willem III in 1702 zou tot 1732 zowel het Huis Oranje-Nassau als het Huis Hohenzollern aanspraak maken op de titel Prins van Oranje. Volgens het Traktaat van Partage behielden beide Huizen echter het recht op de titel Prins van Oranje. Omdat koning-stadhouder Willem III na zijn dood geen wettige opvolger had, stierf de Bredase tak van Willem van Oranje uit en ging het huis Oranje-Nassau verder in de zogenaamde Friese tak, het Huis Nassau-Dietz, de nazaten van Willems broer Jan VI van Nassau-Dillenburg.

Met het door bovengenoemde zes liberale ministers op 16 december 1840 tot stand gebrachte Koninklijke Besluit (thans de politieke partijen: Open Vld, MR, Vivant, PFF, LDD) heeft de liberale Belgische regering-Lebeau weten te bewerkstelligen dat koning Frederik Willem IV van Pruisen en Prins van Oranje (Hohenzollern) hertog Frans I van Brabant hebben opgevolgd. Dezelfde Frans I was de eerste erfelijke keizer van Oostenrijk en als Frans II de laatste gekozen keizer van het Heilige Roomse Rijk. Dit betekent dat koning Frederik Willem IV van Pruisen en Prins van Oranje daarmee vanaf 16 december 1840 tevens de opvolgende keizer van het Heilige Roomse Rijk is geworden met onder zich koning Willem I der Nederlanden (met daaronder België als vazalstaat).

Met het Koninklijk Besluit van 16 december 1840 heeft de liberale Belgische regering-Lebeau (18 april 1840 – 13 april 1841), met daarin de volgende zes liberale ministers Joseph Lebeau, Charles Liedts, Mathieu Leclercq, Edouard Mercier, Gérard Buzen en Charles Rogier, daarmee weten te bewerkstelligen:

1. dat Belgiëvanaf 16 december 1840 - heden een vazalstaat met "marionettenregeringen" is, onder de opvolgende Nederlandse koningen/ koninginnen: Willem I (1815-1840), Willem II (1840-1849), Willem III (1849-1890), Wilhelmina (1890-1948), Juliana (1948-1980), Beatrix (1980-2013) enWillem-Alexander (2013-heden).

2. dat vanaf 16 december 1840 -heden vanuit vazalstaat België vanuit het vorstendom Orange de opvolgende keizers Frederik Willem IV (1840-1861), Wilhelm I (1861-1888), Frederik III (1888), Wilhelm II (1888-1941), Prins Bernhard (1941-1998) en Maurits van Vollenhoven (1998-heden) het Heilige Roomse Rijk hebben voortgezet, waarbij het grondgebied van het Heilige Roomse Rijk sinds de oprichting van de Verenigde Naties op 24 oktober 1945 zich heeft uitgebreid tot 193 wereldlanden (is nagenoeg de gehele wereld).

Hiermee hebben wij tevens een verklaring, waarom koning Leopold III van België (zie foto) op de avond van 6 juni 1944, de eerste dag van de geallieerde landing in Normandië, op het Kasteel van Laken op bevel van keizer Wilhelm II van het Heilige Roomse Rijk van zijn Duitse bewakers te horen heeft gekregen dat hij daags erop naar Duitsland wordt gedeporteerd. Intussen kon Karel van België (de jongere broer van Leopold III) vanaf 20 september 1944 als Regent van België worden aangesteld onder dictatoriale aansturing van de Pruisische koning en Duitse Keizer Wilhelm II (1888-1941) vanuit het Sticht Utrecht (zie foto) vanuit hetzelfde Huis Hohenzollern als waarvan (vanuit de zijtak Hohenzollern-Sigmaringen) prins was.

Daarom moest koning Leopold III tien dagen later met zijn familie vanaf 1 oktober 1944 tot 22 juli 1950 (5,5 jaar lang) worden verbannen naar Pregny in Zwitserland, gelegen nabij Genève in Zwitserland. Dit omdat het grond-gebied vanaf 1815 tot de Belgische Revolutie in 1830 hoorde bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onder koning Willem I, die evenals zijn opvolgers geen recht hadden op het dragen van de titel van graaf van Vlaanderen na het op 19 april 1839 gesloten Verdrag van Londen. Dit des te meer het graafschap Vlaanderen vanaf 1795 is opgehouden te bestaan. Eerdere graven van Vlaanderen waren afkomstig uit Huis Habsburg-Lotharingen (1780-1797), Huis Habsburg (1713-1780), Huis Bourbon (170-1713), Huis Habsburg (1482-1700), Huis Valois-Bourgondië (1405-1482).

De hierboven genoemde zes liberale ministers in de Belgische regering-Lebeau (18 april 1840 – 13 april 1841), - thans de politieke partijen: Open Vld, MR, Vivant, PFF, LDD -, zijn dan ook "primair" verantwoordelijk en aansprakelijk voor alles wat in dit met de hulp van God de Vader geschreven GESCHRIFT staat geschreven.

Alle opvolgende Belgische regeringen tot en met de huidige federale-regering De Croo (Open Vld/MR, PS/sp.a, later Vooruit Ecolo/Groen, CD&V), onder huidig liberaal premier Alexander De Croo (zie foto), zijn voor wat betreft de liberale premiers, ministers en staatssecretarissen (Open Vld/MR) daarvoor vanaf 16 december 1840 (185 jaar lang) eveneens "primair" verantwoordelijk, omdat zij dit vanuit hun liberale partij hebben voortgezet. De overige politieke partijen zijn daarvoor vanaf 16 december 1840 (185 jaar lang) "secundair" verantwoordelijk en aansprakelijk, omdat zij dat vanaf de opvolgende regering De Mûelenaere-Nothomb (1841-1843, Unionistisch) tot op heden hebben opgevolgd.

Het wordt dan ook heel hoog tijd dat huidig Belgisch liberaal premier Alexander De Croo dit alles vanaf 16 december 1840 "retroactief" gaat herstellen, waartoe hij grondwettelijk verplicht tegenover de huidige koning Filip der Belgen (zie foto) op grond van decreet nr. 5 van 24 november 1830 (dit decreet werd bevestigd door een ander decreet nr. 49 van 24 februari 1831):

"In naam van het Belgische volk,

Het Nationaal Congres verklaart dat de leden van de familie Oranje – Nassau definitief zijn uitgesloten van alle macht in België. »

Dit decreet is nooit ingetrokken en derhalve Grondwettelijk nog steeds van kracht. Dit des temeer alle Grondwetswijzigingen van na 16 december 1840, als gevolg hiervan, strijdig zijn met de op 7 februari 1831 aangenomen Belgische grondwet en het feit dat in de tekst van decreet nr. 35 van 29 januari 1831 over de methode van proclamatie en aanvaarding van het staatshoofd het volgende is beslist:

"Het Nationaal Congres, Decreten:

Art. 1. N… wordt uitgeroepen tot Koning der Belgen, op voorwaarde dat hij de grondwet aanvaardt zoals deze zal worden uitgevaardigd door het Nationaal Congres.

Art. 2.
Hij neemt pas bezit van de troon nadat hij in het Congres plechtig de volgende eed heeft afgelegd: "Ik zweer dat ik de grondwet en de wetten van het Belgische volk zal naleven, de nationale onafhankelijkheid en de integriteit van het grondgebied zal behouden. »

Het wordt dan ook heel hoog tijd dat alle 150 leden van de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers (die op 9 juni 2024 zijn verkozen) en alle partijvoorzitters van de volgende daarin zittende politieke partijen N-VA, Vlaams Belang, MR, PS, PVDA/PTB, Les Engagés, Vooruit, CD&V,
Ecolo-Groen, Open Vld en DéFI, zich hierover gaan verontschuldigen tegenover:

  • alle nog in leven zijnde familieleden van het Belgische koninklijke huis;
  • alle Belgen, omdat de vanaf 1970 in gang gezette staatshervorming in strijd met de Belgische grondwet van 7 februari 1831 tot stand is gekomen en derhalve moet worden teruggedraaid en dat het daaruit voortgekomen Belgisch Grondwettelijke Hof haar beslissingen moet toetsen aan de Belgische Grondwet, zoals die op 16 december 1840 van kracht was.
  • alle inwoners van alle 27 landen binnen de Europese Unie, omdat de Benelux-Unie (proeftuin) en de Europese-Unie zich op grond van de Belgische grondwet van 7 februari 1831 nooit in Brussel (België) – Belgisch grondgebied -- hadden mogen vestigen.
  • alle inwoners van alle 32 staten van de NAVO, omdat het hoofdkantoor van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) zich op grond van de Belgische grondwet van 7 februari 1831 nooit in Brussel (België) – Belgisch grondgebied -- hadden mogen vestigen.

Met deze "Goddelijke historische waarheid" is het historische bewijs geleverd dat het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen al vanaf 1795 grondwettelijk niet bestaat en dat België grondwettelijk nog steeds een unitaire staat is waarin de Belgische Grondwet van 7 februari 1831 vanaf de bevrijding op 9 mei 1945 (wat geen bevrijding is: de Tweede Wereldoorlog is met behulp van oorlogsburgemeesters als Renaat Diependaele gewoon doorgegaan) nog steeds "rechtens onaantastbaar" van kracht is, wat door de Belgische KoningLeopold III (zie foto) in zijn "politiek testament" van 25 februari 1944 is bekrachtigd.

Willem Alexander (zie foto); Koning der Nederlanden; Prins der Nederlanden; Prins van Oranje-Nassau; Baron van Breda en Heer van Besançon, die de "Grondwettelijke eed" heeft afgelegd dat hij aan niemand onderdanig is (ook niet aan de paus, Jezus en God de Vader), is ook Jonkheer van Amsberg (als gevolg van het huwelijk van Beatrix met Claus), Markies van Veere en Vlissingen, Graaf van Katzenelnbogen, Vianden, Diez, Spiegelberg, Buren, Leerdam, Culemborg en Burggraaf van Antwerpen.

De functie burggraaf van Antwerpen was een erfelijke functie van de heren van Heinsberg. In 1456 huwde Johanna van Loon-Heinsberg, de dochter van Johan IV van Loon-Heinsberg en Johanna van Diest, met graaf Johan II van Nassau-Saarbrücken. Johanna was erfdochter van Heinsberg, Geilenkirchen, Dalenbroek, Diest, Zichem, Zeelhem, en burggravin van Antwerpen. Uit het huwelijk van Johanna en Johan II van Nassau-Saarbrücken werden twee dochters geboren, de oudste erfde de bezittingen van haar moeder. Deze Elisabeth huwde met hertog Willem IV van Gulik.

In 1440 huwde graaf Johan IV van Nassau-Siegen met Maria van Loon-Heinsberg, uit dezelfde familie. Zij verkreeg in 1459 Herstal, Itteren en Meerssenhoven, en in 1467 Steyn, Vught, Gangelt, Waldfeucht en de helft van slot en land van Millen. Haar oudste zoon Engelbrecht II van Nassau-Breda stond op 25 augustus 1499 diens helft van slot en land van Millen met de steden Gangelt en Vught af aan Willem IV van Gulik en ontving in ruil daarvoor op 27 augustus 1499 de stad en het land van Diest en het slot en land van Zichem en Zeelhem, alsmede de functie burggraaf van Antwerpen. Het werd daarna geërfd door achtereenvolgens Hendrik III, René van Chalon en Willem van Oranje.

In 1567 confisqueerde koning Filips II van Spanje alle bezittingen van Willem van Oranje. Diens zoon Filips Willem kreeg Antwerpen in 1596 terug. Zijn erfgenaam was Maurits. Na de dood van Maurits werden zijn bezittingen in de Spaanse Nederlanden en de Franche-Comté geclaimd door Johan VIII van Nassau-Siegen. Die claim werd erkend bij uitspraken van de Grote Raad van Mechelen van 14 juli 1625 en 29 november 1625. Pas bij de Vrede van Münster in 1648 werden alle bezittingen teruggegeven. De volgende bezitters waren de stadhouders Willem II en Willem III. Na de strijd om de erfenis van Willem III kwam Antwerpen in 1732 in het bezit van Willem IV en daarna zijn zoon Willem V van Oranje-Nassau. Bij de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden door Frankrijk in 1794 verloren de Oranje-Nassaus het burggraafschap definitief.


Voor achtergrond informatie lees het volgende artikel in De Nieuwe Media in de volgende link, waarin daarover onder meer letterlijk het volgende staat geschreven:

HEEFT NAPOLEON BONAPARTE DE OORLOG GEWONNEN? DE 'OPENBARING' IS NABIJ!

12-08-2024

GAAT DE EUROPESE UNIE AL DANSEND TEN ONDER?

Voor meer achtergrond informatie lees het volgende artikel in De Nieuwe Media in de volgende link, waarin daarover onder meer letterlijk het volgende staat geschreven:

BELGIË IS VANAF HET VERDRAG VAN LONDEN VAN 19 APRIL 1839 EEN INTERNATIONAAL ERKENDE SOEVEREINE EENHEIDSSTAAT MET VASTGELEGDE GRENZEN

13-08-2024

Wat hebben de Europese Unie (Ursula von der Leyen) en de NAVO (Mark Rutte) in de soevereine eenheidsstaat België te zoeken?

DE 'OPENBARING' IS NABIJ!

Voor meer achtergrond informatie lees het volgende artikel in De Nieuwe Media in de volgende link, waarin daarover onder meer letterlijk het volgende staat geschreven:

BREAKING NEWS: LEES IN DIT ARTIKEL OVER DE GEVOLGEN VAN DE OPHEFFING VAN DE "VERENIGDE NATIES" BIJ DE "MARIA TEN-HEMELOPNEMING" VAN 15 AUGUSTUS 2024

18-08-2024

ALLE 193 LANDEN VAN DE VERENIGDE NATIES ZIJN OP GROND VAN HET VERDRAG VAN LONDEN VAN 19 APRIL 1839 "GRONDWETTELIJK VERPLICHT" OM DE DEUREN VAN DE VERENIGDE NATIES IN 'NEW YORK', 'GENÈVE', 'WENEN' EN 'NAIROBI' TE SLUITEN EN TE VERZEGELEN.

Voor meer achtergrond informatie lees het volgende artikel in De Nieuwe Media in de volgende link, waarin daarover onder meer letterlijk het volgende staat geschreven:


OOST-CONGO: DE VRESELIJKE OORLOG WAAR HET WESTEN ZIJN OGEN VOOR SLUIT!

24-08-2024

Bron afbeelding: https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2023/03/01/oost-congo-de-vreselijke-oorlog-waar-het-westen-zijn-ogen-voor-sluit/
Bron afbeelding: https://www.dewereldmorgen.be/artikel/2023/03/01/oost-congo-de-vreselijke-oorlog-waar-het-westen-zijn-ogen-voor-sluit/

GESCHRIFT DER OPENBARING

Dit artikel gaat een Goddelijke aardverschuiving geven in de gehele wereld.

Het gevolg daarvan is een "Domme Interventie" van voormalig Belgisch liberaal premier Guy Verhofstadt om vanuit de Europese Unie vanuit Oekraïne een oorlog te beginnen tegen Rusland.

Voor meer achtergrond informatie lees het volgende artikel in De Nieuwe Media in de volgende link, waarin daarover onder meer letterlijk het volgende staat geschreven:

"HEEFT DE GESCHIEDENIS JE NIETS GELEERD?"

24-08-2024

Analyse - Johan Depoortere, Salon van Sisyphus - De Oorlog Teveel

Gaat Urbanus de Wereld redden?

Urbanus had dit alles al in 2015 met zijn songtekst "de wereld is om zeep" voorzien, waarin hij zijn neus heeft aangeboden om daarmee nog enkele mensen te redden (zie foto). Het kan dan ook niet anders zijn dat Urbanus als "visionair" een goede neus heeft om in de toekomst te denken en te kijken. Het is dan ook van groot belang dat Urbanusvanuit onze nieuwe voorzitter Sammy Mahdi (zie foto) een kopie van dit GESCHRIFT DER OPENBARING krijgt toegestuurd met de vraag om met de hulp van "Jezus Christus" en "Allah" een "vervolg song" uit te brengen met bijvoorbeeld de tekst "de wereld wordt op het nippertje gered". Daarmee wordt dan tevens het grote publiek bereikt, wat nodig is om de wereld te redden.


Voor meer achtergrond informatie lees het volgende artikel in De Nieuwe Media in de volgende link, waarin daarover onder meer letterlijk het volgende staat geschreven:

URBANUS-VISIONAIR, DIE MET ZIJN NEUS OP HET NIPPERTJE DE WERELD REDT, IS EEN HELLS ANGEL

24-08-2024

De wereld is om zeep

In de Katholieke Kerk is Maria-Tenhemelopneming een hoogfeest en wordt steeds op 15 augustus gevierd. In veel katholieke en *orthodoxe landen, waaronder België, *Cyprus, Frankrijk, *Griekenland, Italië, Kroatië, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal, *Roemenië, Slovenië, Spanje, gedeeltelijk in Duitsland (in Saarland en gedeeltes van Beieren) en in verschillende kantons van Zwitserland is het een wettelijke feestdag (https://nl.wikipedia.org/wiki/Maria-Tenhemelopneming).

Het in de volksmond gebruikte "Maria Hemelvaart" is volgens het katholieke geloof niet correct omdat Maria niet zelf ten hemel opsteeg maar door God in de hemel werd opgenomen. In Italië wordt de Ferragosto wel gezien als de belangrijkste feestdag van het jaar. Het is een combinatie van het al in de Romeinse tijd bestaande oogstfeest en de christelijke viering van Maria-Tenhemelopneming.

(Het nooit bestaande Nederland is vanaf 1967 van God los geraakt). In Nederland is Maria-Tenhemelopneming geen nationale vrije dag, maar wel een verplichte feestdag in de Katholieke Kerk. In 1967 verplaatsten de Nederlandse bisschoppen (na ontheffing van paus Paulus VI om Maria-Tenhemelopneming als zondag te beschouwen), de verplichte feestdag naar de eerstvolgende zondag na 15 augustus. Voorheen was Maria-Tenhemelopneming een vrije dag die op de dag zelf werd gevierd. Sinds de verplaatsing werd 15 augustus niet meer als vrije dag gevierd.

Op 15 augustus 2024, de dag dat Maria door God in de Hemel werd opgenomen, krijgt DE AARDSE WERELD de GODDELIJKE BOODSCHAP dat de 'Verenigde Naties" zichzelf hebben opgeheven.

ALLE 193 LANDEN VAN DE VERENIGDE NATIES ZIJN OP GROND VAN HET VERDRAG VAN LONDEN VAN 19 APRIL 1839 "GRONDWETTELIJK VERPLICHT" OM DE DEUREN VAN DE VERTENIGDE NATIES IN 'NEW YORK', 'GENÈVE', 'WENEN' EN 'NAIROBI' TE SLUITEN EN TE VERZEGELEN

Vanuit België worden alle 193 landen van de Verenigde Naties bevrijd.

De vlag van België is gebaseerd op de kleuren van het wapen van de hertog van Brabant: zwart, geel en rood. Het nationaal volkslied staat in België bekend als De of La Brabançonne.

De sleutel van Vrijheid, Recht en Wereldvrede ligt bij de Heilige Drie eenheid.

Beluister het Belgisch Volkslied

De sleutel van Vrijheid, Recht en Wereldvrede ligt bij de Heilige Drie eenheid.

De grote christelijke kerken geloven in God, die Vader is, die Zoon is en die Heilige Geest is. God heeft zo drie namen en is toch één God. Deze drie namen staan voor drie zelfstandige personen of persoonlijkheden en toch blijft God één. De Vader is God, de Zoon is God en de Heilige Geest is God. Dit mysterie van het geloof dat God één is, maar in zichzelf drie personen is, noemen we het mysterie van de heilige Drie-eenheid, ook wel Drievuldigheid genoemd. Dit geloof is zo oud als de Kerk, maar is niet meteen zo onder woorden gebracht.

Het begint bij de verrijzenis van Christus. Als Jezus aan de apostel Thomas verschijnt, antwoordt de apostel Thomas met de woorden: "Mijn Heer en mijn God (Johannes 20, 28). God werd door de Joden heel vaak 'Heer' genoemd. Ook Jezus werd 'Heer' genoemd. Nu koppelt Thomas deze twee aan elkaar. Hij noemt Jezus "Mijn Heer en mijn God". Jezus is net zozeer God als zijn hemelse Vader God is.

De Geest van God zien we al in het scheppingsverhaal (Genesis 1,1-2). De Geest is er dus al voordat God met de schepping begint. Maar voor de schepping was er nog niets, alleen God bestond. De bijbel spreekt hier dus over de eigen Geest van God. Gods Geest werkt door de profeten en wanneer de Heilige Geest in de Kerk wonderen bewerkt, ervaren de leerlingen dat God Zelf door zijn Geest met hen meewerkt. De Heilige Geest is helemaal de Geest van de Vader en van de Zoon. De Heilige Geest wordt ook Kracht van de Allerhoogste genoemd door de engel Gabriël als hij aan Maria de geboorte van Jezus aankondigt. Later zal Jezus nog zeggen: "God is Geest" (Johannes 4, 24).

In de liturgie van de eerste Christenen wordt de Heilige Drie-eenheid voortdurend genoemd door de Drie steeds samen te noemen. Zo bestond het woord drie-eenheid nog niet, maar geloofden de Christenen wel zo in God. Dat zien we bij het Doopsel. Volgens het evangelie van Mattheus waren de laatste woorden die Christus vóór zijn hemelvaart tot zijn apostelen sprak:

"Ga dus en maak alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest" (Mt. 28, 19).

Dit geloof staat in de eerste eeuwen als een huis. Pas als er mensen opstaan die om allerlei politieke en ideologische belangen twijfel zaaien over de vraag of Jezus God is en of de heilige Geest God is, komen de kerkelijke leiders bij elkaar om dit eens en voor al vast te leggen. Een belangrijke naam daarin is die van bisschop Athanasius. Hij stelde dat de Zoon geheel gelijkwaardig was aan de Vader. In de uitspraken van het Concilie van Nicea (325) werd die gelijkwaardigheid vastgelegd. Op het Concilie van Constantinopel I in 381 werd de Heilige Geest aan deze goddelijke gelijkwaardigheid toegevoegd. Definitief werd de leer van de Drie-eenheid vastgesteld op het Concilie van Chalcedon in het jaar 451.

Mysterie

De Kerk heeft er dus lang over gedaan om dit geloofspunt goed onder woorden te brengen en vast te leggen en vast te houden. Het is een echt geloofspunt omdat het niet iets is dat je beredeneert. Het is niet bedacht, het is niet een slimme constructie, het is een inzicht van het geloof dat God één is, maar ook drie. Dat inzicht is groter dan ons verstand, zoals ook God zelf te groot is voor ons verstand. Maar er over nadenken levert ons wel heel verrijkende inzichten.


Andere religies

Jodendom

Het Christendom is voortgekomen uit het Jodendom. Jezus van Nazareth werd door zijn leerlingen erkend als de Messias. Messias betekent in het Nederlands 'Gezalfde'. In het Grieks is dit 'Χριστός'. In het Latijn 'Christus'. De Joden geloven in één God, die Schepper en Heer is. Gods Naam wordt met vier letters geschreven: JHWH (Hebreeuws יהוה). Uit eerbied wordt die naam doorgaans niet uitgesproken, dan zegt men eenvoudig 'God' of 'Heer'.

Een deel van de Joodse bevolking erkende Jezus na zijn verrijzenis als de Messias, zij behoorden bij het Joodse deel van de Christenen in de eerste eeuwen. Een ander deel van het Joodse Volk erkende Jezus niet als Messias. Zij hebben daarom Jezus ook niet als Zoon van God erkend. Zo is het nog steeds. het Jodendom kent dan ook geen begrip als Drie-eenheid. Kort gezegd: God is één, God is geestelijk, God kan geen zoon hebben.

Islam

De Islam is ontstaan op de prediking van Mohammed (570-632). Traditioneel wordt gesteld dat het heilige boek van de Islam, de Koran, door de engel Gabriel aan Mohammed is gedicteerd. Andere tradities en historische studies maken het zeer waarschijnlijk dat de teksten pas na de dood van Mohammed zijn verzameld en opgeschreven. In de Koran komen veel fragmenten terug uit zowel de Joodse Torah als uit het Evangelie. Ook zijn er teksten die uit andere christelijke tradities zijn overgenomen. De Koran neemt het Joodse Godsbegrip over en wijst het idee van Gods Drie-eenheid af. Er is vanaf het begin ook een verkeerd idee over de Christelijke Drie-eenheid in de Koran geslopen, omdat daar wordt gesproken over Allah, Jezus en Maria. In de Christelijke theologie heeft Maria nooit bij de Drie-eenheid gehoord. Klaarblijkelijk is de schrijver van deze verzen niet te rade gegaan bij een groot christelijk theoloog maar bij christelijke stromingen of bij tegenstanders van het christendom in die tijd, die een karikatuur van het christelijk geloof gaven.

Boeddhisme

Trikaya is Sanskriet voor drie lichamen. In het Mahayana-boeddhisme is dit een centraal begrip. Het concept is al bekend in de eerste eeuw voor Christus. Het begrip Trikaya lijkt enigszins op het begrip Drie-eenheid in het christendom.

Hindoeïsme

Trimurti is de benaming voor de drie belangrijkste aspecten van Ishvara of God in het hindoeïsme. Ze wordt ook wel aangeduid als de hindoeïstische Drie-eenheid. Ze wordt gevormd door Brahma, Vishnoe en Devo Maheshvara (Shiva).

Egypte

In de Egyptische mythologie was de godentriade erg populair. Verschillende steden hadden een triade, zoals: Thebe, Elephantine, Heliopolis en Kom Ombo. Dit is niet hetzelfde als het christelijke idee over de Drie-eenheid, omdat het om drie goden ging die samen een bepaald soort eenheid vormden.

Voor de "Wereldwijde Oplossing" lees in De Nieuwe Media de volgende twee artikelen:

VIKTOR ORBAN IN HISTORISCHE SPEECH: "ER IS EEN NIEUWE WERELD OP KOMST"

TRUMP: "OP EEN DAG WORDEN DE MEDIA ECHTE MEDIA IN PLAATS VAN NEP MEDIA EN DAN ZUL JE EEN ECHT VERSCHIL ZIEN IN HET LAND"

DE "VERENIGDE NATIES" HEBBEN MET DE REGISTRATIE OP 25 APRIL 1947 VAN DE OP 14 JUNI 1940 TE LONDEN GESLOTEN FINANCIËLE OVEREENKOMST VAN HET 'NOOIT BESTAANDE NEDERLAND' MET HET 'VERENIGD KONINKRIJK' BIJ DE "MARIA TEN-HEMELOPNEMING" VAN 15 AUGUSTUS 2024 ZICHZELF OPGEHEVEN.

ALLE 193 LANDEN VAN DE VERENIGDE NATIES ZIJN OP GROND VAN HET VERDRAG VAN LONDEN VAN 19 APRIL 1839 "GRONDWETTELIJK VERPLICHT" OM DE DEUREN VAN DE VERENIGDE NATIES IN 'NEW YORK', 'GENÈVE', 'WENEN' EN 'NAIROBI' TE SLUITEN EN TE VERZEGELEN.


Voor historische, grondwettelijke en constitutionele onderbouw lees hieronder:

Voor "Het Oordeel van God" lees in De Nieuwe Media het volgende artikel:

DRIE ENGELEN KONDIGEN HET OORDEEL AAN VAN GOD

25-08-2024

Aflevering 34 gaat over 'drie engelen die het oordeel aankondigen'.

Deze aflevering neemt ons mee in een visioen.

Aflevering 34: Drie engelen kondigen het oordeel aan!

Heeft U de vierendertigste aflevering al gezien?

Kenneth Johannes gaat vers voor vers door het Bijbelboek Openbaring heen.

Aflevering 34 gaat over 'drie engelen die het oordeel aankondigen'. Deze aflevering neemt ons mee in een visioen. Wat nu in de verzen 6-20 volgt, gaat in tijd vooraf aan de verzen 1-5. In de verzen 1-5 zagen we een tafereel van na de grote verdrukking. Nu keren we terug naar de tijd van de grote verdrukking.

Verschillende taferelen van die tijd passeren in de rest van dit hoofdstuk de revue. Aan die taferelen zijn in totaal zes engelen verbonden. De laatste engel die u bent tegengekomen, was de zevende en laatste bazuinengel (Openbaring 11:15). De eerste engel is hier geen nieuwe bazuinengel, maar de eerste van een nieuwe groep engelen. Het gaat hier in ieder geval over een drietal engelen, die elk een aspect van het oordeel van God belichten (vs. 6-7,8,9-12). Behandelde verzen: Openbaring 14:6-13.

https://jezuskomtspoedig.nl/


OOST-CONGO: DE VRESELIJKE OORLOG WAAR HET WESTEN ZIJN OGEN VOOR SLUIT!

Alle oorlogen vanaf 19 april 1839 tot op heden (waaronder ook de Oekraïne Oorlog) zijn vanuit België veroorzaakt, omdat België al maar liefst 185 jaar lang geen uitvoering heeft gegeven aan het internationaal erkende Verdrag van Londen van 19 april 1839, waartoe België Grondwettelijk verplicht was en nog steeds retroactief (vanaf 19 april 1839) Grondwettelijk verplicht is. Wat daarvan de gevolgen zijn voor alle landen in de wereld kunt u hieronder lezen.

ONZE NIEUWSTE ARTIKELEN

OPENBARING 22

06-12-2024

Het laatste hoofdstuk van het boek Openbaring en van de Bijbel!