Vertaal deze pagina naar:

TAXANDRIA — Testrebant/Texandrië/Taxandria/Toxiandria/Westrachia

18-12-2025

Bijsterveld en Toorians noemen het gebied steeds Texandria, maar merken op dat het hetzelfde is als Taxandria en Toxiandria.


Door Dienie Kars │ De Nieuwe Media


Doordat wij in vele stukken (onderwerpen) duiken komen wij diverse en soms zeer interessante informatie tegen, waarvan wij U/jou als lezer U/jou graag op willen attenderen. In dit artikel kom je belangrijke onderzoeken en bewijzen tegen die onze geschiedenis veranderen.

Veel leesplezier!


Waardeert U onze artikelen en informatie?

Doe een donatie om ons te versterken.

Dank je wel.

Taxandria

Taxandria staat al sinds de Romeinse tijd bekend als het textiel-land. Volgens Plinus werd in Texandria de weefkunst beoefend in grotten (Plinus Nat.Hist.XIX, 8). Waar zijn die grotten in Brabant? Of moeten we die toch zoeken in de krijtrotsenkust in Frans-Vlaanderen bij Axles en Coquelles, precies daar waar vanouds het textielland van Vlaanderen lag en waar het weefland lag waar het Friese laken vandaan komt.

(bron: https://www.noviomagus.info/taxandri.htm)

Opmerking 1:

Texandria of Tecelia wordt ook wel eens geïdentificeerd als Texel, wegens het voorkomen van Friezen. Ook dit is een gevolg van verblindheid der historici. Het klassieke Frisia lag in Vlaanderen en niet in Friesland.

Opmerking 2:

Er zijn in Zuid-Limburg ook wel (mergel-)grotten, maar daar woonden zeker geen Friezen en Zuid-Limburg heeft volgens de traditionalisten ook nooit bij Texandria gehoord.

De abdij van Lorsch (klik hier voor meer info) had vele bezittingen in Taxandria. Er is geen enkele relatie bekend tussen de abdij van Lorsch en Brabant. Bij het enorme complex van Lorsch blijkt verschillende malen, dat dit lag op de scheiding van Batua en Taxandria. De teksten uit de Romeinse geografische bronnen maken duidelijk dat Taxandria een Frans landschap was. Het lag ten westen en noordwesten van Atrecht (Arras). Het werd ook Testerbant genoemd, dat identiek was met Westrachia, en was de tegenhanger van Ostrachia, waar de streeknaam Ostrevant nog bestaat. Het was het vroegere Austrebanti en het latere Karolingische Austrasië. In de oorkonden van Aefternacum - Eperlecques worden verschillende plaatsen in Taxandria genoemd. 

Deze zijn ook opgenomen in De Ware Kijk Op:

  • ten eerste om alle plaatsen uit Taxandria te geven om het complex van Lorsch bij elkaar te houden,
  • ten tweede de juiste streek geheel te bewijzen, en
  • ten derde om het Brabants gedaas over 25 kerken van St. Willibrord in Noord-Brabant te laten ophouden.
    De oudste teksten over Taxandria dateren uit een tijd dat in oostelijk Brabant nog nergens een geschreven historie voorkomt.

  • Taxandria was overduidelijk gelegen in Francia. Het Brabants Oorkondenboek van Harry Camps bevat derhalve zo'n 60 franse bladzijden. De Brabantse mythen worden hieronder ontrafeld.

    Overigens kunnen aan een toevallige naamsovereenkomst, zoals Alfheim en Alphen (zie daar), geen bewijzen worden ontleend. Men vergeet daarbij het fenomeen deplacements historiques te betrekken. Overal waar emigranten een nieuwe plaats stichtten, gaven zij die vaak eenzelfde naam uit hun thuisland. Daarom ligt de wereld vol met overeenkomstige 'Hollandse' namen, waarmee niemand vol zal blijven houden, dat het een Nederlandse plaats is.

    De abdij van Lorsch

    In de documentatie van de abdij van Lorsch tussen 776 en 1024 worden 130 plaatsen genoemd die volgens die documentatie in Batua liggen.  Die zijn in de Nederlandse Betuwe onvindbaar. Albert Delahaye heeft al die plaatsen wèl gelocaliseerd, niet in de Betuwe, maar in Frankrijk. Daarmee wordt dan ook bewezen dat de Batua niet de Betuwe was, maar een landstreek in Noord-Frankrijk. Lees meer over de 130 plaatsen in de Batua.


    Plaatsnamen in de historische geografie


    De plaatsnamen van Lorsch, tekst 25 uit "De Bisschop van Nijmegen".


    Tussen 673 en 1025 bestaat een aantal oorkonden van de abdij van Lorsch en van de abdij van St. Vaast te Atrecht, waarin goederen en rechten van deze kloosters worden beschreven in de Batua. De akten bevatten 130 plaatsnamen, waarvan geen enkele in de Betuwe is aan te wijzen. 

    In Frankrijk zijn ze door Albert Delahaye allemaal aangewezen.

    Een groot aantal van deze 130 plaatsnamen is zo weinig geëvolueerd dat de huidige naam nog praktisch gelijk is aan de oude. Dr. P. Leupen de auteur van Het Bronnenboek van Nijmegen houdt halsstarrigheid vol, dat de Betuwe het Eiland van de Bataven is en ooit de Batua was. Waarschijnlijk heeft hij zich tóch gerealiseerd, dat in de Betuwe vanaf de 7e tot de 11e eeuw nooit 130 plaatsen kunnen hebben bestaan. Bovendien heeft hij in die akten geen plaats of naam kunnen ontdekken, die hem steun geeft voor zijn opvattingen. Daar maakt hij geen probleem van; hij laat het dit overstelpend namenmateriaal dat hem 130 maal tegenspreekt eenvoudig weg. Desondanks durft hij in zijn inleiding van zijn Bronnenboek te beweren, dat hij alle bronnen nauwkeurig onderzocht en gewogen heeft. De waagmeester moest de oorkonden van Lorsch wel met de voet onder het vloerkleed schuiven, want als hij deze op de schaal had gelegd, was zijn balans omver gegaan. Is het al onvergeeflijk dat hij dit materiaal liet liggen, het is een wetenschappelijk misdrijf niet één woord aan de overslag te besteden van een zo rijk materiaal in geografisch opzicht over de Batua. Met andere namen, overigens keer op keer foutief geïnterpreteerd, goochelt Leupen onophoudelijk om de teksten richting Nijmegen te forceren; de 130 plaatsnamen uit de Batua verzwijgt hij. Bij alle onbegrijpelijke dwangneurose over Karolingisch Nijmegen kan men dit welbewuste oplichterij noemen. Het gaat Leupen dus niet om gedegen historische onderzoek, maar slechts om eigen reputatieschade te voorkomen.

    Met het verzwijgen van de 130 plaatsen van Lorsch in het Bronnenboek van Nijmegen toont Leupen feitelijk het gelijk van Albert Delahaye aan. Hij geeft voor het verzwijgen immers geen verklaring, anders dan dat hij er geen raad mee weet.

    Uit de ADC Rapportage Tracé begeleiding Betuweroute in "Archeologische begeleiding in het tracé van de Betuweroute" (BR1 t/m BR8), blijkt dat er geen spoor is gevonden van de Bataven, die er toch zo'n 400 jaar gewoond zouden hebben.

    De eindconclusie van de meeste rapporten vermeldt dat het onderzochte tracétraject grotendeels 'archeologisch leeg' is. Slechts in enkele uitzonderlijke gevallen luidt de conclusie dat 'het tracétraject rijk is aan archeologie'. Daarbij gaat het steeds om vondsten die gedateerd worden ná de 10e eeuw, waarbij voornamelijk materiaal gevonden is uit de 12e en 13e eeuw.

    Opvallend is dat ook het gebied rondom Gorinchem, dat door enkele historici (o.a. W.A.van Es) als de plaats van de slag van de Usipeten en Tencteren tegen Julius Caesar, door anderen (o.a. A.W. Byvanck) als het Grinnibus van de Peutingerkaart gehouden wordt, archeologisch leeg is. (Zie tracéverslag BR2/02). De idenificatie van Gorinchem met Grinnibus is een typisch voorbeeld van 'het eerste lettertje', iets wat prof. dr. D.P. Blok eens verweet aan Albert Delahaye, maar wat in de Nederlandse topografische geschiedenis meer regel is dan uitzondering.

    Gorinchem wordt in een document pas in 1224 voor het eerst genoemd. In 1322 kreeg de plaats stadsrecht, wat dichter bij het werkelijke ontstaan van deze plaats na de tijd van de grote ontginningen ligt, dan een vermeende Romeinse voorgeschiedenis.

    Dus ook hier laat de archeologie de gevestigde historische opvattingen volledig in de steek.

    (bron: https://www.noviomagus.info/voetnoot/betuweroute.htm)

    Het Bronnenboek is een aanfluiting van historische wetenschap. En dat weten ze in Nijmegen ook! 

    Maar het wordt angstvallig verzwegen, vooral om eigen onkunde te verbergen. Het Bronnenboek mist meer dan 250 bronnen tot het jaar 1047 waarin Noviomagus genoemd wordt. Waarom slaat men die over?

    Omdat dàt Noviomagus niet Nijmegen was, maar deze teksten overduidelijk over Noyon of andere Noviomagi gaan.

    Het Bronnenboek noemt ook 16 teksten met Noviomagus die ook niet over Nijmegen of Noyon gaan, maar over het Duitse Neumagen, het Franse Neuville-en-Confroz of het Italiaanse Novillare. Deze teksten passen Leupen en Thissen dus onverbloemd op Nijmegen toe. Hier is duidelijk sprake van wetenschappelijke onkunde! Dergerljke fouten zijn toch nooit te accepteren voor iemand die als deskundig mediëvist door wilt gaan?

    Volgens Albert Delahaye getuigt het Bronnenboek van Nijmegen van wetenschappelijk geblunder, bevat ontelbare fouten en manipulaties waarmee bewust fraude en wetenschappelijk bedrog wordt gepleegd. In Bronnenboek 1 lezen we: Over de verdrijving van Balderik en de verwoesting van Munna. In Bronnenboek 2 staat: Balderik wordt verdreven en Monterberg wordt verwoest. Munna wordt ook genoemd door Alpertis Mettensis. Hierbij kan sprake zijn van dezelfde misvatting als met het klooster Hohorst te Leusden.

    Een belangrijk voorbeeld van die manipulaties is de vertaling van tekst 102 (tekst 104 in het tweede Bronnenboek) waar Munna werd gewijzigd in Monterberg. De reden van die wijziging is dat Delahaye de naam Munna toepastte op de gevonden nederzetting in Wijk bij Duurstede en het niet Dorestad noemde. De naam Munna moest dus verzwegen worden. Overigens zijn er meer verschillen in vertalingen tussen Bronnenboek 1 en 2.

    Met het weerleggen van Het Bronnenboek door de Bisschop van Nijmegen, wordt ook de geschiedenis weerlegd die van Karolingisch Nijmegen is afgeleid, zoals de geschiedenis van Utrecht, Deventer, Zutphen, Wijk bij Duurstede en andere plaatsen, maar ook de geschiedenis die gebaseerd is op de predikers Willibrord, Bonifatius, Ludger, Lebuinus, Amandus, Ansfridus, Plechelmus en talrijke andere personages. Zie het boek van Luit van der Tuuk over de Middeleeuwers, die 41 Middeleeuwers noemt, waarvan er niet één in Nederland te plaatsen is, op fantasiefiguur Beitske na misschien.

    Het gemis aan continuïteit wordt vooral aangetoond met wat wordt overgeslagen en dus NIET in het Bronnenboek staat. P. Leupen en B. Thissen (en hun studenten die feitelijk de samenstellers zijn geweest) schrijven in de inleiding van het Bronnenboek dat ze alle bronnen hebben verzameld waarin het over Nijmegen gaat. Maar het Bronnenboek slaat over de Romeinse periode al 13 teksten over waarin Noviomagus of het Eiland der Bataven genoemd wordt. En over de periode tussen 227 tot 725 vermeldt het Bronnenboek geen enkele tekst en die tekst uit 725 gaat niet eens over Nijmegen. Zie de tekst uit 725. Dat is een hiaat van 5 eeuwen! Maar er bestaan uit deze periode liefst 28, vooral Franse bronnen waarin Noviomagus of een variatie daarop, zoals Numaga, genoemd wordt.


    Het Bronnenboek slaat ook de kroning van Karel de Grote in Noviomagus over!

    Uiteraard zul je zeggen, immers deze tekst waarin Noviomagus genoemd wordt, gaat onbetwist over Noyon. Daarover zijn alle historici het volkomen eens dat het in de bisschopsstad Noviomagus gaat, waar de Frankische heersers een Paleis hadden. Over de periode na 700 slaat het Bronnenboek nog eens 225 teksten over waarin Noviomagus of een variatie wordt genoemd en die dus worden afgestaan aan Noyon. In totaal zijn dat al 266! (tweehonderd zes-en-zestig!) teksten die het Bronnenboek overslaat. Daar kunnen we nog meerdere teksten of bronnen aan toevoegen (zie bij 'het complete materiaal' hieronder).

    In het Bronnenboek worden naast "Noviomagi" vanaf 98 n.Chr. ook de volgende namen voor Nijmegen opgeëist: "Civitas Batavorum", "Batavodurum" en "Oppidum Batavorum" en inscripties met "M.B(at)." (door prof. Bogaers uitgelegd als "Municipiurn Batavorurn"). Van deze inscripties is er geen enkele in of bij Nijmegen gevonden. Een verband met Nijmegen is daaruit dan ook niet af te leiden.

    Er is uit de periode van 770 tot in de 11e eeuw, geen archeologisch bewijs gevonden voor wat in de bronnen over Noviomagus wordt vermeld. Sarfatij schrijft (in Verleden land): "Het archeologische beeld van de vroege Middeleeuwen is in vergelijking met het historische even schimmig" en: "Voor de Karolingische tijd is men dus altijd uitgegaan van de palts. Toch is van het burchtterrein [ ... ] archeologisch niets van deze eerste palts, uit de Karolingische tijd bekend".

    Wat staat er als eerste tekst in het Bronnenboek van Nijmegen?

    De eerstgenoemde en oudste tekst in het Bronnenboek van Nijmegen dateert uit 50 na Chr. Hoewel deze tekst (over de Civitates Batavorum) een nog nooit bewezen opvatting is dat het over Nijmegen gaat, erkent het Bronnenboek hiermee wel, dat alles wat daarvoor ligt, niet bij Nijmegen hoort! Het Bronnenboek vermeldt Julius Caesar en zijn beschrijving van het Eiland van de Bataven niet. De tekst van Willem van Berchen zoekt men tevergeefs in het Bronnenboek, ofwel men erkent hiervan de valsheid en men erkent dat het hier niet over Nijmegen of de Betuwe gaat.

    Het Bronnenboek, uitgegeven door de Universiteit van Nijmegen, laat de Romeinse periode in Nijmegen dus beginnen in 50 n.Chr. en eindigen in 227 na Chr. Dit is helemaal juist! De eerstvolgende tekst in het Bronnenboek is uit 700-725, waarin het echter niet over Noviomagus gaat maar over Noita. Uit andere teksten (zie de Ware Kijk op blijkt het over de plaats Nemetacum te gaan, wat Atrecht is. De plaats in ander teksten omschreven als Nocdac, Noirda, Nonmodica en ligt in Gallia Belgica. Deze tekst uit 700-725 zoals het Bronnenboek jet jaartal (onjuist) aangeeft, gaat dus helemaal niet over Nijmegen.

    Daarna volgt de tekst is uit het jaar 777 die over de bekende oorkonde uit 777 gaat, waarin Nijmegen ook al niet genoemd wordt.

    Derhalve vertoont het Bronnenboek van Nijmegen tussen de 3e en 8e eeuw een gat van 5 eeuwen, waarmee bewezen is dat er nooit enige continuïteit in de geschiedenis van Nijmegen bestaan heeft. 

    Dat gat van Nijmegen zal allengs groter worden, nu aangetoond is (zie de boeken van Albert Delahaye) en andere historici dit bevestigen: zie hoofdstuk 6 van Citaten) dat Karolingisch Nijmegen nooit bestaan heeft.


    Zo is de mythe van de Bataven in de Betuwe pas 5 eeuwen geleden (in 1517) ontstaan, die van Karel de Grote in Nijmegen is pas 5½ eeuw oud (ontstaan in 1480), die van Willibrord in Utrecht is 7 eeuwen geleden (in 1301) ontstaan en die van Bonifatius in Dokkum is nog geen eeuw (uit 1924) oud. 

    Mythen die al zoveel eeuwen bestaan, ook al zijn ze onjuist, krijg je niet zomaar van tafel.

    Voorbeelden van teksten die essentieel zijn in de geschiedschrijving, maar in het Bronnenboek van Nijmegen zijn weggelaten, omdat ze al te duidelijk op Frankrijk wijzen.

    Tussen de 3e/4e eeuw en het jaar 1047 geeft het Bronnenboek 114 teksten, maar slaat er 178 over. Kenden Leupen en Thissen deze 178 teksten niet? Tussen 400 en 700 vermeldt het Bronnenboek helemaal NIETS. De hele Merovingische periode wordt overgeslagen. Het is wel duidelijk: Nijmegen bestond toen niet.


  • 456 - 556. Het ''Vita S. Medardi" verhaalt over koning Chlotarius, die over de Somme en de rivier de Oise naar het Paleis van Noviomagus kwam.
  • 511. Op het concilie van Orleans uit het jaar 511 wordt Suffronius bisschop van Noviomagus genoemd.
  • ca. 541 - ca. 560. St. Medardus, in 457 geboren te Salency vlakbij Noyon, was bisschop van de Viromandui, dat Noviomagus/Noyon was.
  • 600. Regino van Prüm, heeft geschreven dat het land van de Bataven, dat eertijds tot het continent van Gallië behoorde, omstreeks 600 in het rijk van de Franken is opgenomen. Dit is met geen mogelijkheid op de Betuwe toe te passen.
  • 614. Op het concilie van Parijs uit het jaar 614 wordt Berthmundus als bisschop van Noviomagus genoemd. Leupen kent de hele man niet. Het gaat er natuurlijk niet om, voortdurend grapjes te maken over de ''bisschop van Nijmegen" , doch om het feit dat Noyon reeds eeuwen vóór de Nijmeegse mythe Noviomagus heette, en dat die stad een institutionele achtergrond had, uitgedrukt door een koninklijk Paleis en een bisschopszetel. Het is volslagen onaanvaardbaar dit buiten beschouwing te laten bij het onderzoek naar wat Noviomagus in die periode en later betekende. In dat Noviomagus heeft steeds een bisschopszetel bestaan.
  • 640 - 659. St. Eloy, ca. 588 bij Limoges geboren, werd in 652 bisschop van Noviomagus/Noyon en predikte onder de Friezen. Vanzelfsprekend moet men deze Friezen niet in het noorden van Nederland situeren, maar in Vlaanderen, dat onder het bisdom van Doornik ressorteerde. St.Eloy predikte al vóór St.Willibrord onder de Friezen.
  • De periode 700-725: hier wordt wetenschappelijk bedrog gepleegd door bronnen onvolledig en onjuist te citeren, onjuiste jaartallen te noemen en het weglaten van essentiële informatie. Dat is wetenschappelijke manipulatie en bedrog. Lees er alles over op pagina 17 van het Bronnenboek.
  • Het Bronnenboek slaat ook de teksten uit 768 de kroning en 814 het sterfjaar van Karel de Grote over! Dat is toch wel weinig empathie met deze keizer die men in Nijmegen toch nog steeds op handen draagt en sinds 1962 zelfs met een groots standbeeld vereert.
  • het Bronnenboek geeft ook enkele malen geen tekst, maar slechts de naam Noviomagi (tekst 18), Niumaga (tekst 26) of besteedt enkele woorden waar de tekst over gaat en waarbij de ondertekening met 'actum Noviomago' steevast 'vertaald' wordt met Nijmegen. Zie de teksten 54, 56, 63, 66, 69, 72, 73, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 85, 86, 87, 90, 95, 96, 100, 106, 107, 113, 115, 116, 118, 119, 122, 123, 126 en 130. Welk bewijs is er dat die ondertekening in Nijmegen plaatsvond, als de oorkonde over het klooster Saint-Ghislain in Henegouwen (Hainault) handelt? Wat had Nijmegen met Henegouwen te maken? Hier zou een uitgebreide toelichting wel op zijn plaats zijn geweest.
  • Het Bronnenboek geeft maar vijf teksten over Noviomagus en de Noormannen, de nrs.50 (uit 837), 55 (uit 846), 57 (uit 870), 58 (uit 880) en 59 (uit 880/881), in feite maar vier daar 58 en 59 parallelteksten zijn over dezelfde gebeurtenis. Maar het Bronnenboek slaat 50 teksten over, waarin over Noormannen en Noviomagus, Batua en Frisia wordt gesproken. Waarom worden deze teksten over Noormannen en Noviomagus overgeslagen en menen Leupen en Thissen met een restantje van vier te bewijzen dat de Noormannen in Nijmegen verbleven? Is dit geen wetenschappelijk bedrog? In elk geval wel wetenschappelijke onkunde!

  • Tussen die 50 teksten hier genoemde overgeslagen teksten zitten er 25 die voorheen altijd op Nijmegen en Nederland werden toegepast, namelijk de teksten: 178, 240, 242, 244, 248, 252, 253, 254, 259, 260, 261, 262, 263, 264, 271, 274, 287, 293, 296, 302, 310, 311, 312, 320, 338 in De Ware Kijk Op. Deze teksten worden zonder vorm van toelichting dan ook aan Noyon c.q. Frankrijk afgestaan. Derhalve geeft het Bronnenboek volmondig toe, al hield het de mond stijf dicht, dat de vroegere toepassing op Nijmegen fout was. In deze materie heeft het Bronnenboek een van zijn ergste fraudes gepleegd, die de kern van het opzettelijk bedrog blootlegt. Het Bronnenboek zegt bij monde van prof. Leupen: "het is belachelijk te veronderstellen, dat bij de historici verwarring zou bestaan tussen Noyon en Nijmegen", zoals Delahaye vanaf 1954 stelde. Niet alleen toont het Bronnenboek evenzoveel malen zelf die verwarring aan, maar het laat ook 50 bewijzen van die verwarring achterwege, om dan te besluiten dat "er geen verwarring bestaat". Zonder toelichting waarom deze teksten niet meer voor Nijmegen gelden, is het wetenschappelijk bedrog ten top en levert het bovendien de "Blunderprijs 1981" voor Leupen op. En dan hebben we het nog niet eens over de grootste blunder gehad: de bisschop van Nijmegen, geïnstalleerd door de historische paus Lepen himzelf.

  • In de berichten over de Noormannen neemt Dorestadum een even belangrijke plaats in als Noviomagus. Daarover citeert het Bronnenboek twee teksten en slaat het er 16 (zestien!) over, weer zonder enige uitleg over deze selectie te geven. Zie de teksten: 87, 104, 210, 224, 225, 226, 242, 243, 244, 246, 259, 260, 262, 271,356,445 in De Ware Kijk Op. Waarom worden deze overgeslagen? Omdat ze niet over Nijmegen gaan? Maar als de Noormannen niet Wijk bij Duurstede en Utrecht geplunderd hebben, waarom dan wel Nijmegen dat slechts via die plaatsen te bereiken was?
  • De Noormannen-berichten bevatten niet alleen Noviomagus en Dorestadum. Meestal vermelden zij ook Frisia - Vlaanderen, Batua - Béthune, de Renus - Schelde, soms zelfs de Schelde en Vlaanderen onder hun eigen namen. Dan is het wel duidelijk waarom het Bronnenboek deze teksten overslaat!
  • Uit het jaar 1047 (de verwoesting van het Paleis Noviomagus door Boudewijn van Vlaanderen en Godfried van Lotharingen) geeft het Bronnenboek 2 teksten en een derde gedeeltelijk, maar slaat er 6 (zes!) over. Het wel duidelijk waarom Leupen en Thissen deze 6 overslaan. Kenden ze deze teksten niet of hebben ze deze bewust overgeslagen omdat ze te nadrukkelijk op Frankrijk wijzen? Wie de teksten 417, 418, 419, 420, 421 en 422 in de Ware Kijk Op leest weet het antwoord wel. Ook hier is weer sprake van opzettelijke misleiding ofwel wetenschappelijk bedrog.

  • De teksten uit 880 en 881 over de Noormannen die men in Nijmegen gebruikt om hun aanwezigheid aan te tonen, gaan duidelijk over Frankrijk. Het Bronnenboek geeft 2 teksten, maar slaat er 7 (zeven!) over. In die 7 teksten blijkt duidelijk waar de Noormannen in de jaren 880 en 881 aan het plunderen waren. We noemen de plaatsen die in deze teksten genoemd worden: Doornik, Boulogne-sur-Mer, Bourbourg, Esquelbecq, Wormhoudt, Watten, Hesdin, Auchy-les-Moines, St.Martin-de-Fauquembergues, Gronemberghe, Bailleul, Veurne, Poperingen, Blangy, Renty, St. Pierre-de-Vendôme, St. Martin-de-Fauquembergues, de abdijen van ViIIiers en van Samer, Sangatte (pas 2 eeuwen later herbouwd) en Noviomagus. Was dit Nijmegen? De inwoners van Arras vluchtten naar Beauvais: die van Doornik naar Noviomagus (=Noyon), vanwaar zij pas 30 jaren later terugkeerden. Wie de tekst uit 880 in Nijmegen wil plaatsen, moet met meer bewijzen komen dan slechts met de 'vertaling' van Noviomagus in Nijmegen, zonder verdere toelichting! Lees meer over deze jaren in hoofdstuk 3 van Het Valkhof 2000 jaar.

    In Het Valkhof 2000 jaar wordt in hoofdstuk 4 de kroniek van Otto van Freising genoemd met een verwijzing naar het Bronnenboek teksten 147 en 148 uit 1155. Die tekst wordt (bij uitzondering) nu eens wel vertaald. Daarin lezen we ''Noviomagum et iuxta villam Inglinheim" (nageschreven van Einhard?). Hier wordt wetenschappelijke fraude gepleegd. Zie kader hieronder.

    Tekst 147 gaat over de de gedenksteen van Frederik Barbarossa, die verwijst naar Julius Caesar en opvallend helemaal niet naar Karel de Grote, dat toch het grote voorbeeld van Frederik Barbarossa was en hem in zowat alles navolgde en hem zelfs heilig heeft laten verklaren (sic!). Van de tekst op deze gedenksteen wordt geen vertaling gegeven, anders hadden Leupen en Thissen hun misvatting over tekst 148 wel ingezien en alsnog kunnen corrigeren.

    Over de hele periode tussen 809 en 925 slaat het Bronnenboek teksten over Noormannen in Noviomagus over. Het betreft teksten die de Nederlandse historici op Nijmegen toepasten, terwijl de Franse historici dezelfde teksten van dezelfde schrijvers met dezelfde jaren en met dezelfde details voor Noyon opvatten. Het betreft de feiten uit de jaren: 834, 837, 841, 859, 860, 870, 880, 881, 882, 890 en 925. Het waarom het Bronnenboek deze teksten die voorheen altijd op Nijmegen werden toegepast overslaat is wel duidelijk. Alleen wordt dat nergens toegelicht of erkend, wat we als wetenschappelijk bedrog kunnen kwalificeren!

    Zijn de historici wel deskundig genoeg?
    Met het Bronnenboek wordt precies bewezen wat niet de bedoeling was, namelijk dat de Nijmeegse traditie vals is. Het Bronnenboek van Nijmegen erkent hiermee het gelijk van Albert Delahaye.
    De belangrijkste jaartallen uit de regeerperiode van Karel de Grote 768 en 814 slaat Het Bronnenboek over, net als meerdere jaartallen waarin Noviomagus genoemd wordt. In 768 werd Karel de Grote in Noviomagus gekroond tot Koning van de Franken. Het is wel duidelijk waarom Het Bronnenboek dit overslaat. Dit Noviomagus was onbetwist Noyon. Daarmee vervalt het uitgangspunt van Het Bronnenboek waarin Noviomagus steeds als Nijmegen wordt opgevat. En in 814 overleed Karel de Grote en werd begraven in Aquis Granni. Was dit Aken waar zijn corpus nooit gevonden is?

    Vermeldingen van Nijmegen?
    Einhard beschreef in de biografie van Karel de Grote dat Karel was begonnen met de bouw van schitterende paleizen, één te Ingelheim, een ander te Noviomagus. De schriftelijke gegevens betreffende Nijmegen blijken hoofdzakelijk ontleend te zijn aan vermeldingen van Noviomagus in historische bronnen. Die vermeldingen vóór de 12de eeuw blijken niet over Nijmegen te gaan, maar over Noyon, of over andere plaatsen die in de Romeins tijd Noviomagus heetten. Als je het verschil in oude teksten waarin Noviomagus genoemd wordt niet weet tussen Noyon, Nijmegen, Neumagen, Neustadt, Neuville-en-Condroz of Novillare in ltalië, kun je jezelf geen deskundig historicus noemen. Zie in de linker kolom "De Club van Nijmegen".

    Het is belangrijk te wijzen op het feit, dat Nijmegen, ofschoon heilig overtuigd van zijn Karolingische legende, toch maar een halve mythe heeft. De historici zetten er vier eeuwen een Karolingisch Paleis neer, maar zij zijn een kerk vergeten, wat toch een onontbeerlijk bestanddeel van een palts en van een Karolingische stad was. Volgens de fabeltjes heeft die stad voor 1125 ook al vier eeuwen bestaan, maar dan wel zonder kerk, zonder priester, zonder enig teken van christelijk geloof of christelijke cultuur. Het onbehaaglijk gevoel heeft bij Delahaye trouwens al lang bekropen, dat Nijmegen een heidense enclave is geweest in christelijk Nederland. Gingen de Paleisbewoners en de inwoners van Nijmegen dan iedere zondag ter kerke in Aken, Maastricht, St. Odiliënberg of Susteren, in die tijd de dichtbij gelegen plaatsen met kerken? Of gingen ter kerke in Kleef of in Dorestad waar meerdere kerken bestaan zouden hebben?

    Het Bronnenboek van Nijmegen laat in 1024 wel een bisschop per parachute in Nijmegen neerkomen, doch die man is dezelfde dag weer naar zijn zetel te Noyon vertrokken, omdat er in Nijmegen geen kerk was waar hij kon pontificeren of zelfs maar een stille Mis kon opdragen. In het hele Bronnenboek is geen spoor te vinden van een kerk, parochie of zelfs maar de minste band met een bisdom. Aan de hand van de latere geschiedenis zou men moeten aannemen, dat die niet-bestaande kerk hiërarchisch onder het bisdom Keulen ressorteerde; het gebied van Nijmegen deed dit in elk geval. Welnu, in Keulen, in Rome of waar ook ter wereld is niets te vinden van een Nijmeegse parochie of kerk tussen de 8e en 12e eeuw. In feite doet het nieuwe Nijmegen zijn intrede in de geschiedenis door de St. Nicolaas-kapel, die zeker ouder is dan 1125, het jaar van de eerste schriftelijke vermelding van de stad. De belangrijkste overslag van het Bronnenboek blijkt nu; het schermt met een dode mus. Nijmegen bluft al eeuwen lang met een halve mythe, waaraan het belangrijkste deel ontbrak. Het spreekt vanzelf dat dit kapitaal gebrek inmiddels ook werd opgevuld. Leupen, eerste auteur van het Bronnenboek, heeft de Nijmeegse "oerparochie" ontdekt, en een kerk van het Paleis, bovendien nog een kerk van de parochie. Zo komt men plots met een Ste.Gertrudiskapel of kerk opzetten, een uit de duim gezogen bewering van Willem van Berchen in c.1460. Deze uit de duim gezogen bewering, waarover geen letter in de bronnen te vinden is, begint al een nieuwe mythe te vormen, die mede door Dr. Jan Brinkhoff aan de man werd gebracht. Lees meer over de St. Nicolaas-kapel. Daarnaast moet niet vergeten worden dat van het Paleis van Karel de Grote te Nijmegen archeologisch niets, nog geen steen of scherf gevonden is. Het heeft er niet bestaan. Lees meer over dat nooit gevonden Paleis.

    (bron en meer informatie: https://www.noviomagus.info/bronboek.htm)

    ONZE NIEUWSTE ARTIKELEN

    Wij, De Nieuwe Media, brengen dagelijks het èchte en ware Nieuws in Nederland, België en ook in de rest van onze wereld. Onze website kan door iedereen eenvoudig vertaald worden in alle wereldtalen, zodat iedereen onze boodschap en het vrije woord kan lezen.