(-2-G-) John Adams (Quincy (Massachusetts), 30 oktober 1735 – aldaar, 4 juli 1826) een Amerikaans politicus was van de Federalistische Partij. Hij was de 2e president van de Verenigde Staten van 1797 tot 1801. Adams, een advocaat van beroep, was als lid van het Continental Congress een van de belangrijkste figuren bij het opstellen en opmaken van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring.
Als topdiplomaat was hij de eerste Amerikaanse ambassadeur in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden van 1782 tot 1788, daarnaast diende hij ook als de eerste ambassadeur in het Koninkrijk Groot-Brittannië vanaf 1785 tot 1788.
Tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1789 werd Adams verslagen door de oud-opperbevelhebber van de Onafhankelijkheidsoorlog George Washington en werd vervolgens benoemd als de 1e vicepresident van de Verenigde Staten onder president Washington en diende van 1789 tot 1797.
Voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1796 was Adams de kandidaat namens de Federalistische Partij en versloeg de kandidaat van de Democratisch-Republikeinse Partij Thomas Jefferson die daarna vicepresident onder Adams werd. Tijdens Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1800 werd Adams verslagen voor een tweede termijn door zijn vicepresident Thomas Jefferson.
Zijn zoon John Quincy Adams was de 6e president van de Verenigde Staten van 1825 tot 1829, de enige vader-zooncombinatie tot George H.W. Bush en zijn zoon George W. Bush beiden tot president werden gekozen. Adams' schoonzoon William Stephens Smith was lid van het Huis van Afgevaardigden.
John Adams was en boerenzoon Adams werd aanvankelijk onderwijzer en
schoolhoofd, en vervolgens advocaat in Boston. In 1764 trouwde hij met
Abigail Smith.
Hij speelde een hoofdrol in de voorgeschiedenis van de Amerikaanse onafhankelijkheid als adviseur van de 13 staten. Hij stelde mede hun grondwetten op. In 1774 werd hij afgevaardigde van Massachusetts in het Continental Congress, dat op 4 juli 1776 de onafhankelijkheid uitriep.
In 1778 voegde Adams zich bij de Amerikaanse ambassade in Parijs, die onder leiding stond van Benjamin Franklin.
Mede vanwege de stroeve samenwerking ging Adams in 1780 naar Amsterdam om financiële steun te zoeken voor de opstand en naar Johan Luzac, de uitgever van de Gazette de Leyde om die op de hoogte te stellen van de debatten over de Amerikaanse grondwet. Vanaf 1782 was hij officieel gezant te Den Haag; vanaf 1785 ook in Londen.
Zijn werk "Defence of the constitutions of the government of the United States of America" is geschreven in 1787 en had een grote invloed op het tot stand komen van de Amerikaanse Grondwet in datzelfde jaar.
Volgens velen begon met zijn presidentschap de democratie in de VS. Maar
tijdens zijn presidentschap negeerde Frankrijk de wens van de VS om
neutraal te blijven in de oorlog tegen Groot-Brittannië. Omdat Adams
hier nauwelijks op reageerde, verloor hij al zijn krediet.
Tijdens de presidentsverkiezingen van 1800 werd er nauwelijks op hem gestemd. Later zou hij over het presidentschap zeggen: "Niemand die ooit het ambt van president uitoefent zal ooit een vriend dit ambt toewensen."
John Adams ging in de zomer van 1780 naar Amsterdam om in de Republiek der Verenigde Nederlanden politieke en financiële steun te vinden voor de Amerikaanse opstand tegen de Engelsen. Zijn zonen John Quincy (13), Charles (10) en Robert (8) vergezelden hem. Hij woonde enige tijd op de Keizersgracht 529.
Aanvankelijk kreeg Adams weinig voet aan de grond in Holland, en in elk geval durfden de bankiers geen lening aan zonder sanctie van de Staten-Generaal. Wel stonden zij sympathiek tegenover het streven, terwijl de stadhouder Engelsgezind was. Adams begreep weinig van de Nederlandse verhoudingen. Hij zag de Hollanders niet langer als een 'voorbeeld voor de wereld', maar ontwaarde overal 'kleinheid' die voortkwam uit 'de preoccupatie met stuivers en centen die het hele volk doordesemt'.
Aan zijn minister John Jay schreef hij: "De beraadslagingen van dit volk zijn de meest ondoorgrondelijke die ik ooit heb meegemaakt"
Toen het tij leek te keren ten gunste van de opstandelingen, was de Republiek bereid om na Frankrijk als tweede staat diplomatieke banden aan te gaan met de Verenigde Staten. Zo werd Adams op 19 april 1782 geaccrediteerd als gezant van de VS.
In juni lukte het hem om een lening te krijgen van Amsterdamse kooplieden en bankiers met een waarde van vijf miljoen gulden, destijds een aanzienlijk bedrag. (Er is een syndicaat gevormd tussen de Staphorsten, de Willinks en De la Lande & Fijnje om een lening voor de Verenigde Staten te organiseren.) Het was de eerste buitenlandse lening aan de VS. In oktober 1782 ondertekende Adams namens de VS een vriendschaps- en handelsverdrag tussen zijn land en de Republiek.
Na het tekenen van de vrede tussen de VS en Engeland in Versailles in 1783, waarbij hij aanwezig was, werd Adams de eerste gezant in Londen (1785), met Den Haag als bijpost. In 1788 keerde hij terug naar de VS.
In 1987 werd het John Adams Institute opgericht, gevestigd te Amsterdam en gericht op culturele uitwisseling tussen Nederland en de VS.
Adams was bij de presidentsverkiezingen van 1789, 1792, 1796 en 1800 kandidaat en werd in 1796 gekozen tot president met zijn politieke rivaal Thomas Jefferson als zijn vicepresident en op 4 maart 1797 werd hij beëdigd.
Zijn presidentschap werd mede gekenmerkt door een oorlog tussen Groot-Brittannië en Frankrijk waarbij Adams' sympathie bij de Engelsen lag terwijl de Democratische Republikeinen van Jefferson de Fransen de voorkeur gaf. In deze periode liepen de spanningen met Frankrijk hoog op mede doordat de Fransen de Amerikaanse scheepvaart hinderden.
Van grotere betekenis echter was de zogenaamde X-Y-Z affaire. De Franse regering onder Talleyrand weigerde door Adams gezonden diplomaten te ontvangen tenzij ze een aanzienlijke som geld overhandigden aan Frankrijk.
John Adams stuurde het Amerikaans Congres een brief over deze ondiplomatieke behandeling door Frankrijk en al gauw liep dit uit op een roep tot oorlog waarbij de populariteit van Adams toenam. Er volgde enige schermutselingen ter zee waarbij de jonge Amerikaanse marine de koopvaardij te hulp schoot maar onderhandelen voorkwam een regelrechte oorlog.
Kort voor de verkiezingen van 1800 betrok Adams als eerste het Witte Huis in de nieuwe hoofdstad Washington D.C..
De verkiezingen van dat jaar verloor Adams echter nipt van Jefferson en Aaron Burr en Adams trok zich terug op zijn boerderij in Braintree waar hij een lange briefwisseling met zijn oude rivaal, en vriend, Thomas Jefferson voerde.
(-2-H-) De La Lande & Fynje waren mensen met weinig bezittingen, maar omdat ze zin hadden om goede zaken te doen in de Amerikaanse handel, kwamen ze op het idee om een fonds voor dat doel op te richten en openden een inschrijving in het jaar 1783, waarbij verschillende mensen aandelen namen voor een bedrag van ƒ240/m. waaraan ze volgens de voorwaarden verplicht waren ƒ25000 toe te voegen, wat samen een fonds van ongeveer ƒ25000 vormde T:ƒ265000.
Met dit fonds voerden ze verschillende expedities van goederen uit naar de huizen in Boston, New York en Philadelphia, die we noemden in onze brief aan de commissarissen van het ministerie van Financiën. Maar omdat ze de handel wilden uitbreiden ten behoeve van de betrokkenen, stemden ze in met MR. Geyer om een huis in Engeland te vestigen, waar ze goederen op lang krediet konden krijgen. Het gezamenlijke kapitaal werd vastgesteld op £ 30.000. — Waarvan de La Lande & fynje 2/3 zouden leveren, en Geyer 1/3.
De La Lande & fynje leverden niet alleen hun deel in de aandelen,
maar ook meer dan £ 20.000. — SterlG daarbovenop, maar de exporten die
samen meer dan £ 100.000 bedragen, blijft er een bedrag van £ 40.000
over, verschuldigd aan de schuldeisers in Engeland.
Hiervoor is, zoals we nu horen, een regeling getroffen in Londen door MR. Geyer, die de actieve partner is van het partnerschap Geyer & de la Lande & fynje.
Als gevolg hiervan worden de bevoegdheden verzonden om met het laatste pakket beslag te leggen op de goederen in Boston en Philadelphia, en wissels getrokken ten gunste van de genoemde Engelse schuldeisers, met de opdracht dat alle wissels of overmakingen aan M zullen worden overgemaakt. R. Geyer.
Wij merken op dat de Engelse crediteuren door deze regeling zijn verzekerd, omdat er geen kans is dat de verkoop van de goederen minder zal opleveren dan hun vordering. Wij zouden wensen dat het Congres en de Nederlandse crediteuren in dezelfde situatie zouden zitten, en het is van het begin af aan onze mening geweest dat het een algemene massa zou moeten worden.
Als gevolg van dat idee schreven we aan de commissarissen dat we hoopten dat er in Amerika geen beslag zou worden gelegd, ten behoeve van de gezamenlijke betrokkenen. We denken nog steeds dat dit de eerlijkste manier zou zijn geweest, maar we kunnen niet zeggen dat we helemaal tevreden zijn met de schikking in Engeland, en we vrezen dat het slechte gevolgen kan hebben voor de andere schuldeisers.
Desondanks geloven we niet dat het verstandig zou zijn om ons ertegen te verzetten en dure en onzekere rechtszaken te beginnen om zo'n ingewikkelde zaak te maken. We weten niet of we iets kunnen voorstellen om de belangen van onze kiezers veilig te stellen, tenzij het met een goed vooruitzicht in Amerika (aangezien de La Lande & fynje hier geen eigendommen of effecten hebben, maar bijna in Amerika uitstaan) lijkt dit een delicate kwestie, vanwege verschillende overwegingen;
1. Het Congres heeft geen recht op de Vereniging van Geyer, de la Lande & fynje, waartoe de Winkels behoren, en
2. Het zou het Amerikaanse krediet, dat al zo laag is, schaden dat het zeer onbeleefd zou zijn om het bloot te stellen aan opmerkingen van een nieuw soort en de mensen hier zouden zeker niet blij zijn met bijlagen van de kant van het Congres. Wij achten ons verplicht deze opmerking te maken, vanuit de wens die wij hebben om te handelen in het belang van Amerika, want het zou ons buitengewoon spijten om aanleiding te geven, dat het vertrouwen van de Nederlandse geldschieters in het Congres verloren zou gaan, alleen om een bedrag van £ 10.000 Stl te besparen. wat in onze ogen van minder waarde is, hier kan niets aan gedaan worden, niet alleen omdat de la Lande & fynje in hun verschillende relaties Surcheance hebben verkregen, maar ook omdat er in Europa helemaal geen eigendommen zijn waarop beslag kan worden gelegd.
MR. Danik Parker biedt aan om alle goederen die door de Society of Geyer de la Lande & Fynje zijn verzonden, in beslag te nemen tegen de eerste kosten en om het risico van verlies en winst te lopen, zou hij betalen in 12 en 15 jaar en biedt hij zekerheid voor het dubbele bedrag in fondsen van de Verenigde Staten van Amerika, die in de schatkistboeken zouden worden opgenomen ter krediet van daar aangewezen huizen, totdat het volledige kapitaal is betaald en om een rente van 5 procent te betalen, gaat hij ervan uit dat die fondsen van dezelfde aard en soliditeit zijn en bijgevolg even veilig zijn als de Nederlands-Amerikaanse leningen, en dat zijn bewijzen aan uw Excellentie zijn getoond, maar dat u weigert een certificaat te verstrekken, omdat u dacht dat het niet op uw afdeling lag. We zouden willen dat u het had gegeven, en dat het uitvoerbaar was om hier geld op te halen op die zekerheid om alle moeilijkheden weg te nemen, maar we vrezen dat het niet zal slagen en dat elke poging om leningen voor Amerika op te halen onsuccesvol zal zijn zolang de huidige verwarring in privé- en openbare zaken blijft bestaan, in Amerika, waar mensen te goed geïnformeerd zijn en waarschijnlijk niet snel zal worden verholpen.
Niettegenstaande dit is het aanbod van MR. Parker zal in overweging worden genomen en daarom kan uw mening over de zekerheid die hij biedt van nut zijn. Wij verzoeken u vriendelijk om deze te beantwoorden in antwoord op deze brief. U verplicht ons op dezelfde manier door ons op de hoogte te stellen van alle omstandigheden met betrekking tot de Amerikaanse financiën die u bekend zijn, zodat wij de kredietwaardigheid ervan zoveel mogelijk kunnen ondersteunen.
De la Lande & fynje zullen volgende week hierover een vergadering hebben. Er zullen crediteuren en bewindvoerders worden aangesteld. Wij zullen hen bijstaan om de belangen van het Congres te behartigen en Uwe Excellentie op de hoogte stellen van het resultaat.
Omdat wij hier op dit moment geen gelegenheid hebben om brieven door te sturen, verzoeken wij u de inhoud van deze brief door te sturen naar Amerika. Wij zullen het exemplaar daarvan per L' Orient-pakket versturen.
Wij hebben de eer om met de grootste achting / Mijnheer! / Uw meest nederige en gehoorzame dienaren
Wilhem & Jan WillinkNichS.& Jacob van Staphorst
(-2-H-) Willem Willink (soms Wilhelm, Wilheim of Wilhem genoemd) (1750 – 1841) was een rijke Amsterdamse koopman en een van de investeerders in de Holland Land Company en de Louisiana Purchase. De familie Willink kwam uit Winterswijk en behoorde tot de doopsgezinde gemeente. Toen Willem in 1775 met Hester Bierens trouwde, woonde hij aan de Keizersgracht (bij 268). Hij werkte meestal samen met zijn broer Jan (1778-1827). In 1791 betrokken ze een herenhuis aan de Herengracht, vlak bij de Leidsegracht.
Aan het einde van de 18e eeuw werd het mode voor Nederlandse zakenlieden en bankiers om te investeren in de jonge Verenigde Staten, en velen werden overgehaald om daar in land te investeren nadat John Adams in 1782 het handelsverdrag met Nederland had ondertekend. De groep investeerders in de Holland Land Company kocht Amerikaanse activa van Robert Morris die werden gebundeld als negotiën (een soort marktfonds) en in Nederland op de markt werden gebracht. Deze activa omvatten het grote stuk land in westelijk New York plus stukken land in centraal New York, westelijk en noordelijk Pennsylvania.
De investeringen werden in 1795 gereorganiseerd als de Holland Land Company met aandelen uitgegeven aan: de Willinks (28,6%), Pieter Stadnitski (23,2%), Jan en Nicolaas van Staphorst & Nicolaas Hubbard (21,4%), Pieter en Christiaan van Eeghen & Company (14,3%), Isaäk ten Cate & Hendrick Vollenhoven (8,9%) en Rutger Jan Schimmelpenninck, politicus en juridisch adviseur (3,8%). Robert Morris was betrokken bij grondtransacties met de Holland Land Company.
(Nalatenschap): De naam Willink werd aan de stad Willink gegeven toen deze in 1804 werd gesticht vanuit Batavia, New York. De stad werd opgenomen in Niagara County toen deze in 1808 werd gevormd vanuit Genesee County .
De stad Willink werd samen met de stad Clarence in 1821 samengenomen om Erie County te vormen. De stad Willink werd vervolgens verspreid door de vorming van nieuwere steden in Erie County (zoals Concord , Eden en Aurora ). Sommige namen van investeerders verschijnen op het Verdrag van Big Tree , waarbij de Iroquois hun rechten op het grootste deel van het land verkochten in de Holland Land Purchase
De namen van de investeerders werden vroeger gegeven aan locaties in westelijk New York, maar ze zijn inmiddels vervangen. Buffalo, New York zelf heette kortstondig New Amsterdam. Stadnitski Avenue in Buffalo is nu Church Street. Schimmelpenninck Avenue is nu Niagara Street. Buffalo streets zijn ook vernoemd naar Willink en Van Staphorst. Hun namen verschijnen als de oorspronkelijke eigenaren op de meeste akten voor land in dit deel van New York.
Hun Agent General ( COO ) was Theophilus Cazenove, later opgevolgd door Paul Busti en vervolgens John Jacob Vanderkemp . Vaste agenten waren onder meer Gerrit Boon, Adam Gerard Mappa, Joseph Ellicott, Benjamin Ellicott, William Peacock en vele anderen.
In 1801 kregen Willem en Jan Willink, kooplieden in Amsterdam, de mogelijkheid om onroerend goed te kopen en te houden in de stad Havre de Grace in Harford County. Uiteindelijk verdiende het syndicaat slechts een bescheiden winst op de investering, maar hun fondsen hielpen de ontwikkeling van de Verenigde Staten enorm.
Wilhelm Willink had een zomerhuis aan de rivier het Spaarne , grenzend aan het landgoed met villa Welgelegen van zijn compagnon Henry Hope.
(Geschiedenis) De afgevaardigden van beide partijen kwamen van 20 augustus 1797 tot 16 september 1797 bijeen in de rustieke hut van James en William Wadsworth, vroege kolonisten en landagenten in het gebied, in wat nu Geneseo , New York is.
De raad vond plaats in de buurt van de hut van de Wadsworths, net ten westen van de huidige campus van SUNY Geneseo.
Aanwezig waren bijna 3000 Seneca en andere prominente leden van de Six Nations of the Iroquois . Hun hoyaneh -hoofden werden vertegenwoordigd: Cornplanter, Red Jacket Young King, Little Billy, Farmer's Brother, Handsome Lake, Tall Chief, Little Beard en anderen; de clanmoeders van de natie; en Mary Jemison.
De aanwezigen die de Verenigde Staten vertegenwoordigden waren: Kolonel Jeremiah Wadsworth , Commissaris, die door President George Washington was aangesteld om de regering van de Verenigde Staten te vertegenwoordigen; Kapitein Charles Williamson en Thomas Morris , die zijn vader vertegenwoordigden; Robert Morris; Generaal William Shepard, die Massachusetts vertegenwoordigd; William Bayard, die New York vertegenwoordigde ; Kapitein Israel Chapin, die het Department of Indian Affairs vertegenwoordigde; en James Rees als waarnemend secretaris. De officiële tolken waren Horatio Jones en Jasper Parrish. Ook aanwezig waren vertegenwoordigers van de Holland Land Company, waaronder William Bayard, Joseph Ellicott (landmeter), John Lincklaen, Gerrit Boon, Jan Gabriel van Staphorst en Roelof Van Staphorst.
Volgens verslagen waren alle afgevaardigden van het verdrag voor de Verenigde Staten gehuisvest in de blokhut van de Wadsworths. Een raadhuis werd in de buurt opgericht door de Seneca, en daar werden de onderhandelingen gehouden.
Het verdrag werd ondertekend op 16 september 1797, na bijna een maand van vaak verhitte onderhandelingen heen en weer.
Na de onderhandelingen verzocht Robert Morris om de hoofdsom van $ 100.000 terug te geven aan zijn erfgenamen als "de Seneca-natie" ooit "zou uitsterven". De presiderende ministers van Financiën en Buitenlandse Zaken wezen zijn verzoek af. Dit verdrag is substantieel omdat het de rest van het gebied ten westen van de Genesee-rivier openstelde voor kolonisatie en twaalf reservaten, eeuwigdurende lijfrentes en jacht- en visrechten voor de Seneca in West-New York vestigde .
Het verdrag garandeerde de volgende voorbehouden, Langs de Genesee rivier, het voormalige Seneca hartland:
- een stuk of perceel van het voornoemde perceel, bij Canawaugas [ stinkende wateren, nu Avon, New York ], van twee vierkante mijl, dat zo moet worden ingedeeld dat het dorp zich in de breedte van één mijl langs de rivier uitstrekt
- een ander stuk of perceel in Big Tree [Gen-nis'-he-yo, Beautiful Valley], van twee vierkante mijl, dat zo moet worden aangelegd dat het dorp erbij hoort, zich in de breedte langs de rivier uitstrekkend over een mijl
- een ander stuk of perceel van twee vierkante mijl in Little Beard's Town [Do-oh-nun-da-gah-a, Waar de heuvel dichtbij is ], dat zich één mijl langs de rivier uitstrekt, dat op zo'n manier moet worden aangelegd dat het dorp erbij hoort
- een ander stuk land van twee vierkante mijl bij Squawky Hill [De-yu-it-ga-oh Valley Begins To Widen, Leicester, New York ], dat als volgt moet worden aangelegd, namelijk: één vierkante mijl langs de rivier, op zodanige wijze dat het dorp, de andere direct ten westen daarvan en de aangrenzende gebieden worden opgenomen
- een ander stuk of perceel bij Gardeau [Ga-da'-o, Bank in Front Mount Morris, New York ], beginnend bij de monding van Steep Hill Creek, vandaar recht naar het oosten totdat het oude pad raakt, vandaar naar het zuiden totdat een lijn recht naar het westen bepaalde steile rotsen aan de westkant van de Genesee-rivier kruist, en zich dan recht naar het westen, recht naar het noorden en recht naar het oosten uitstrekt, totdat het de eerstgenoemde grens raakt, waarbij evenveel land aan de westkant als aan de oostkant van de rivier wordt ingesloten. [28 vierkante mijl]
- Een ander stuk of perceel in Kaounadeau [ Can-ea-de'-a , Waar de hemelen op de aarde rusten ] strekte zich uit over een lengte van acht mijl langs de rivier en twee mijl breed.
Het verdrag garandeerde de volgende voorbehouden, Langs West-New York
- Een ander stuk of perceel bij Cataraugos [ Cattaraugus Reservation, Fetid Banks ], beginnend bij de monding van de Eighteen Mile of Koghquaugu Creek , vandaar een lijn of lijn die evenwijdig aan het Eriemeer moet worden getrokken, op een afstand van één mijl daarvandaan, tot de monding van Cataraugos Creek, vandaar een lijn of lijnen die zich 12 mijl uitstrekken langs de noordkant van genoemde kreek op een afstand van één mijl daarvandaan, vandaar een directe lijn naar genoemde kreek, vandaar langs genoemde kreek naar het Eriemeer, vandaar langs het meer naar de eerstgenoemde kreek, en vandaar naar de plaats van aanvang.
- Ook nog een ander stuk bij Cataraugos, beginnend bij de oever van het Eriemeer, aan de zuidkant van de Cataraugoskreek, op een afstand van één mijl van de monding ervan, vandaar één mijl lopend vanaf het meer, vandaar op een lijn die daaraan evenwijdig is, naar een punt op één mijl van de Connondauweyeakreek, vandaar één mijl omhoog langs genoemde kreek, op een lijn die daaraan evenwijdig is, vandaar in een rechte lijn naar genoemde kreek, vandaar omlaag langs genoemde kreek naar het Eriemeer, vandaar langs het meer naar de plaats van aanvang.· Ook nog een ander stuk of perceel van tweeënveertig vierkante mijl, bij of nabij de Allegenny rivier. [Allegany Indian Reservation]
- Ook tweehonderd vierkante mijl, deels af te leggen bij de Buffalo en deels bij de Tonnawanta kreken [ Buffalo Creek Reservation, Tonawanda Reservation Ta'-na-wun-da, Swift Water ]. Ook, met uitzondering van en voorbehoud voor hen, de genoemde partijen van het eerste deel en hun erfgenamen, het voorrecht om te vissen en te jagen op het genoemde stuk land dat hierbij bedoeld is om te worden overgedragen.
Buffalo Creek Reservation uit 1826, met originele metingen en latere wijzigingen
Het verdrag liet de exacte locatie en grootte van de reservaten Buffalo Creek en Tonawanda Creek onbepaald.
In oktober 1798 voerde Augustus Porter, handelend namens Joseph Ellicott en de Holland Land Company, een onderzoek uit naar het gebied. Hij stelde de grenzen vast en bepaalde de omvang van het Buffalo Creek-reservaat op 83.557 acres (33.814 ha). Tijdens het onderzoek liet hij de noordwesthoek van het gebied buigen, zodat de monding van Buffalo Creek buiten het reservaat zou liggen.
Afwezig in het verdrag was het Oil Spring-reservaat bij Cuba Lake. In 1861 wonnen de Senecas een rechtszaak waarin de Seneca Nation of Indians soevereiniteit over het reservaat werd verleend, onder de veronderstelling dat het weglaten van Oil Spring
Hiermee is onmiskenbaar het Juridisch Waterdichte Bewijs geleverd dat
Hiermee is onmiskenbaar het wettelijke bewijs geleverd dat de volgende afgevaardigden, die de Verenigde Staten vertegenwoordigden:
- Kolonel Jeremiah Wadsworth, Commissaris, die door President George Washington was aangesteld om de regering van de Verenigde Staten te vertegenwoordigen;
- Kapitein Charles Williamson en Thomas Morris, die zijn vader vertegenwoordigden;
- Robert Morris;
- Generaal William Shepard, die Massachusetts vertegenwoordigd;
- William Bayard, die New York vertegenwoordigde;
- Kapitein Israel Chapin, die het Department of Indian Affairs vertegenwoordigde;
- en James Rees als waarnemend secretaris.
- De officiële tolken waren Horatio Jones en Jasper Parrish.
- Ook aanwezig waren vertegenwoordigers van de Holland Land Company, waaronder William Bayard, Joseph Ellicott (landmeter), John Lincklaen, Gerrit Boon, Jan Gabriel van Staphorst en Roelof Van Staphorst.
Betreffende aankoop van
Aan het einde van de 18e eeuw werd het mode voor Nederlandse zakenlieden en bankiers om te investeren in de jonge Verenigde Staten, en velen werden overgehaald om daar in land te investeren nadat John Adams in 1782 het handelsverdrag met Nederland had ondertekend. De groep investeerders in de Holland Land Company kocht Amerikaanse activa van Robert Morris die werden gebundeld als negotiën (een soort marktfonds) en in Nederland op de markt werden gebracht. Deze activa omvatten het grote stuk land in westelijk New York plus stukken land in centraal New York, westelijk en noordelijk Pennsylvania.
De investeringen werden in 1795 gereorganiseerd als de Holland Land Company met aandelen uitgegeven aan: de Willinks (28,6%), Pieter Stadnitski (23,2%), Jan en Nicolaas van Staphorst & Nicolaas Hubbard (21,4%), Pieter en Christiaan van Eeghen & Company (14,3%), Isaäk ten Cate & Hendrick Vollenhoven (8,9%) en Rutger Jan Schimmelpenninck, politicus en juridisch adviseur (3,8%). Robert Morris was betrokken bij grondtransacties met de Holland Land Company.
Het Buffalo Creek-reservaat was een stuk land rondom Buffalo Creek in het centrale deel van Erie County, New York. Het omvatte ongeveer 49.920 acres (202,0 km2 ),
- In 1782 heeft John Adams namens de Verenigde Staten een Verdrag gesloten met meerdere Nederlandse zakenlieden en bankiers, waaronder William Bayard, Joseph Ellicott (landmeter), John Lincklaen, Gerrit Boon, Jan Gabriel van Staphorst en Roelof Van Staphorst om het Buffalo Creek-reservaat 49.920 acres (202,0 km2 ) in New York te kopen.
George Washington was vanaf 4 maart 1797 tot 30 april 1789 de eerste president van de Verenigde Staten. Dit is vijf jaar later als dat John Adams betreffend verdrag namens Amerika had ondertekend met betreffende Nederlandse Zakenlieden en bankiers (Holland Land Company). Daarmee is onmiskenbaar het wettelijke bewijs geleverd dat alle 47 presidenten van de Verenigde Staten, te beginnen met George Washington (30 april 1789 tot 30 april 1789) en te beëindigen met Donald Trump (20 januari 2025 tot 2029) MET VOORKENNIS bij hun inhuldiging MIJNEED hebben gepleegd.
- In 1795 gereorganiseerd als de Holland Land Company met aandelen uitgegeven aan: de Willinks (28,6%), Pieter Stadnitski (23,2%), Jan en Nicolaas van Staphorst & Nicolaas Hubbard (21,4%), Pieter en Christiaan van Eeghen & Company (14,3%), Isaäk ten Cate & Hendrick Vollenhoven (8,9%) en Rutger Jan Schimmelpenninck, politicus en juridisch adviseur (3,8%). Robert Morris was betrokken bij grondtransacties met de Holland Land Company.
George Washington was vanaf 4 maart 1797 tot 30 april 1789 de eerste president van de Verenigde Staten. Dit is twee jaar later als dat John Adams betreffend verdrag namens Amerika had ondertekend met betreffende Nederlandse Zakenlieden en bankiers (Holland Land Company). Daarmee is onmiskenbaar het wettelijke bewijs geleverd dat alle 47 presidenten van de Verenigde Staten, te beginnen met George Washington (30 april 1789 tot 30 april 1789) en te beëindigen met Donald Trump (20 januari 2025 tot 2029) MET VOORKENNIS bij hun inhuldiging voor de tweede maal MIJNEED hebben gepleegd.
De afgevaardigden van beide partijen kwamen van 20 augustus 1797 tot 16 september 1797 bijeen in de rustieke hut van James en William Wadsworth, vroege kolonisten en landagenten in het gebied, in wat nu Geneseo, New York is. Amerika werd daarbij vertegenwoordigd door: (-1-) Kolonel Jeremiah Wadsworth, Commissaris, die door President George Washington was aangesteld om de regering van de Verenigde Staten te vertegenwoordigen (-2-) Kapitein Charles Williamson en Thomas Morris, die zijn vader vertegenwoordigden; (-3-) Robert Morris; (-4-) Generaal William Shepard, die Massachusetts vertegenwoordigd; (-5-) William Bayard, die New York vertegenwoordigde; (-6-) Kapitein Israel Chapin, die het Department of Indian Affairs vertegenwoordigde; (-7-) en James Rees als waarnemend secretaris.
Het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten is op 24 september 1789 opgericht en daarmee acht dagen na dat de partijen op 20 augustus 1797 tot 16 september 1797 daarvoor bij elkaar kwamen in de rustieke hut van James en William Wadsworth, vroege kolonisten en landagenten in het gebied, in wat nu Geneseo, New York is.
Daarmee is onmiskenbaar feitelijk komen vast te staan dat onder meer Jeremiah Wadsworth namens de eerste president George Washington en vooraanstaande bankier William Bayard namens New York, als ook de Nederlanders Willinks (28,6%), Pieter Stadnitski (23,2%), Jan en Nicolaas van Staphorst & Nicolaas Hubbard (21,4%), Pieter en Christiaan van Eeghen & Company (14,3%), Isaäk ten Cate & Hendrick Vollenhoven (8,9%) en Rutger Jan Schimmelpenninck, politicus en juridisch adviseur (3,8%). Robert Morris was betrokken bij grondtransacties met de Holland Land Company, die daarmee het Buffalo Creek-reservaat op 83.557 acres (33.814 ha) in New York hebben aangekocht, daarmee in zeer ernstige mate de Amerikaanse Grondwet hebben overtreden.
Dit met de voorkennis en wetenschap dat het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten daartegen later niet kan optreden omdat het pas acht dagen daarna is opgericht.
Dit betreft Samenspannende Misdaad tussen betrokken vertegenwoordigers namens Amerika en betrokken Nederlandse kooplui en Bankiers Willinks (28,6%), Pieter Stadnitski (23,2%), Jan en Nicolaas van Staphorst & Nicolaas Hubbard (21,4%), Pieter en Christiaan van Eeghen & Company (14,3%), Isaäk ten Cate & Hendrick Vollenhoven (8,9%) en Rutger Jan Schimmelpenninck, politicus en juridisch adviseur (3,8%). Robert Morris was betrokken bij grondtransacties met de Holland Land Company, van het aller hoogste Niveau.
Mede als gevolg hiervan hebben alle Nederlandse bestuurders en alle andere criminelen over de gehele, die hiervan kennis hebben alle presidenten van de Verenigde Staten in hun Criminele daarmee chanteerbare broekzak.